Wat is het NARS2 syndroom?
Het NARS2 syndroom is een ernstige aangeboren stofwisselingsziekte waarbij verschillende organen in het lichaam een tekort hebben aan energie waardoor kinderen een ontwikkelingsachterstand hebben in combinatie met spierzwakte en vaak ook in combinatie met slechthorendheid.
Hoe wordt het NARS2 syndroom ook wel genoemd?
NARS2 is de naam van het stukje DNA waar kinderen met dit syndroom een fout hebben zitten.
Combined oxidative phosphorylation deficiency 24
Een andere naam voor deze ziekte is combined oxidative phosphorylation deficiency 24. Oxidatieve fosforylering is de naam voor een proces in de cellen waarbij energie aangemaakt wordt in de cel. Dit proces verloopt bij kinderen met deze aandoening niet goed. Het woord combined geeft aan dat er niet sprake is van een probleem op een plaats, maar dat er sprake is van een combinatie aan problemen. Er bestaan meerdere aandoening die deze zelfde problemen kunnen geven en het NARS2-syndroom heeft daarom de toevoeging 24 gekregen. Dit wordt ook wel afgekort met de letters COXPD24.
Autosomaal recessieve doofheid type 94
Een deel van de kinderen met het NARS2-syndroom heeft met name last van doofheid en niet of in lichte mate van andere klachten. Deze vorm van het NARS2-syndroom wordt ook wel autosomaal recessieve doofheid genoemd. Ook van die aandoening bestaan veel verschillende vormen, waarbij het NARS2-syndroom nummer 94 heeft gekregen.
Mitochondriële ziekte
NARS2-syndroom behoort tot de groep stofwisselingsziekten die mitochondriële ziekten worden genoemd. Dit is een grote groep aandoeningen waarbij de energiefabriekjes in de cellen niet goed functioneren, waardoor verschillende onderdelen van de cellen een tekort krijgen aan energie. Voorbeelden van andere mitochondriele aandoeningen zijn MELAS, NARP, Alpers syndroom.
Bij wie komt het NARS2-syndroom voor?
Het NARS2 syndroom geeft meestal al klachten vanaf de baby en peuterleeftijd, soms pas op latere leeftijd. Kinderen die pas op latere leeftijd de eerste klachten krijgen, hebben vaak minder en minder ernstige klachten dan kinderen die al op jonge leeftijd de eerste klachten krijgen.
Deze ziekte komt even vaak voor bij jongens als bij meisjes.
Hoe vaak komt het NARS2 syndroom voor?
Het NARS2 syndroom is een erg zeldzame ziekte. Hoe vaak deze aandoening precies voorkomt is niet bekend.
Waarschijnlijk komt deze ziekte minder vaak dan bij één op de 100.000 mensen voor.
Wat is de oorzaak van het ontstaan van het NARS2 syndroom?
Fout in erfelijk materiaal
Het NARS2 syndroom wordt veroorzaakt door een fout in het erfelijk materiaal. De fout bevindt zich op het zogenaamde 11e chromosoom. De plaats van de fout in het erfelijk materiaal wordt het NARS2-gen genoemd.
Autosomaal recessief
Het NARS2 syndroom erft op zogenaamd autosomaal recessieve manier over. Dat wil zeggen dat een kind pas klachten krijgt wanneer beide chromosomen 11 allebei een fout bevatten op plaats van het NARS2-gen.
Dit in tegenstelling tot een autosomaal dominante aandoening, waarbij een fout op één van de twee chromosomen al voldoende is om een ziekte te krijgen.
Ouders drager
Vaak zijn beide ouders drager van deze aandoening. Zij hebben zelf een chromosoom 11 met fout en een chromosoom 11 zonder fout. Doordat ze zelf ook een chromosoom 11 zonder fout hebben, hebben de ouders zelf geen klachten.
Wanneer een kind van beide ouders het chromosoom 11 met de fout krijgt, dan krijgt dit kind hetNARS2 syndroom. De kans dat beide ouders drager zijn van een foutje op dezelfde plek in een chromosoom is groter wanneer beide ouders (in de verte) familie van elkaar zijn.
Afwijkend eiwit
Als gevolg van de fout in het erfelijk materiaal wordt een bepaald eiwit op een afwijkende manier aangemaakt. Dit eiwit wordt Asparaginyl-tRNA-synthetase 2 genoemd, afgekort als NARS2. Dit eiwit zit binnen in de mitochondriën, de onderdelen van cellen die belangrijk zijn voor de aanmaak van energie. Dit eiwit speelt een belangrijke rol bij de aanmaak van tRNA in de mitochondrieen. Dit is weer belangrijk voor de aanmaak van eiwitten in de mitochondrieen. Zonder het NARS2-eiwit werken de mitochondrieen niet goed, waardoor de cellen te weinig energie hebben om goed te kunnen functioneren.
Energie aanmaken in mitochondrion
De eiwitten die in het mitochondrion zelf worden aangemaakt, zijn nodig voor de bouw van complex I, III en IV. Door de fout in het NARS2-gen worden complex I, III en IV niet goed aangemaakt. Hierdoor werkt een belangrijk proces in de mitochondrion niet goed, namelijk de zogenaamde oxidatieve fosforylering. Dit proces is belangrijk voor de aanmaak van energie, ook wel ATP genoemd. Door de fout in het NARS2-gen kan er onvoldoende energie worden aangemaakt omdat complex I, III en IV niet goed aangelegd zijn.
Organen die veel energie nodig hebben
De mitochondriën spelen een belangrijke rol bij de aanmaak van energie voor alle lichaamscellen. Wanneer de mitochondriën minder energie kunnen aanmaken, dan krijgen vooral organen die continu veel energie nodig hebben problemen. Organen die continu veel energie nodig hebben zijn de hersenen, de spieren, de oren en de ogen. Dit verklaart waarom kinderen met deze ziekte voornamelijk van deze organen de meeste problemen hebben.
Wat zijn de symptomen van het NARS2-syndroom?
Variatie
Het aantal symptomen en de mate van ernst kan van kind tot kind met het NARS2 syndroom verschillen. Kinderen waarbij de ziekte al op jonge leeftijd klachten geeft, hebben vaak meer en ernstiger klachten dan bij kinderen waarbij de ziekte pas op latere leeftijd klachten geeft.
Lage spierspanning
Baby’s met het NARS2 syndroom voelen vaak slap aan in hun spieren. Ze moeten goed vastgehouden en ondersteund worden wanneer ze opgetild worden en moeten goed ondersteund worden. Door de lagere spierspanning is het voor kinderen lastig om hun hoofd op te tillen. Ook kunnen gewrichtjes zoals van de knie en de elleboog gemakkelijk worden overstrekt. De lage spierspanning zorgt er voor dat kinderen platvoetjes hebben.
Problemen met drinken
Baby’s met het NARS2 syndroom hebben vaak problemen met drinken. Baby’s drinken langzaam en laten de borst of speen vaak los. Het kost vaak veel tijd om baby’s met dit syndroom de borst of de fles te geven. Ook zijn kinderen vaak moe voordat ze voldoende gedronken hebben Vaak is het nodig om kinderen sondevoeding te gaan geven omdat zij anders niet genoeg voeding binnen krijgen.
Kinderen met deze aandoening spugen gemakkelijker dan andere kinderen.
Ontwikelingsachterstand
Door de lage spierspanning is het voor kinderen met deze aandoening heel moeilijk om te leren hun hoofd op te tillen. Hierdoor is het voor kinderen ook heel moeilijk om te leren rollen, zitten, kruipen en staan. Voor de meeste kinderen is het te moeilijk om te leren zitten en staan. Kinderen die wel bepaalde vaardigheden geleerd hebben, kunnen deze vaardigheden ook weer verliezen.
Problemen met praten
Ook leren praten is moeilijk voor kinderen met deze aandoening. De meeste kinderen zijn niet in staat om woorden of zinnen te maken. Vaak zijn kinderen wel in staat om verschillende klanken te maken.
Verminderde spierkracht
Kinderen met deze aandoening hebben weinig kracht in hun spieren. Voor deze kinderen is het heel moeilijk om hun armen en benen op te tillen van de ondergrond. Daardoor is spelen voor deze kinderen vaak heel lastig. De spieren die kinderen hebben zijn vaak dun, waardoor de armen en benen dun zijn. Dit wordt spieratrofie genoemd.
Spasticiteit
Een deel van de kinderen heeft ook last van spasticiteit in de benen en/of armen. Door spasticiteit voelen de spieren stijf aan, waardoor bewegen van de spieren ook lastig is.
Epilepsie
Een groot deel van de kinderen met het NARS2-syndroom heeft last van epilepsie aanvallen. Verschillende soorten aanvallen kunnen voorkomen, zoals aanvallen met verstijven (tonische aanvallen), aanvallen met groffe schokken (clonische aanvallen) of aanvallen met kleine schokjes op verschillende plaatsen in het lichaam (myoclonieën). Ook komen lang aanhoudende aanvallen vaak voor bij kinderen met dit syndroom. Dit wordt een status epilepticus genoemd.
Uiterlijke kenmerken
Bij veel syndromen hebben kinderen vaak wat veranderde uiterlijke kenmerken. Hier hebben kinderen zelf geen last van, maar het kan de dokters helpen om te herkennen dat er sprake is van een syndroom en mogelijk ook van welk syndroom. Ook maakt dit vaak dat kinderen met hetzelfde syndroom vaak meer op elkaar lijken dan op hun eigen broertjes en zusjes, terwijl de kinderen toch niet familie van elkaar zijn.
Kinderen met het NARS2-syndroom hebben meestal weinig opvallende uiterlijke kenmerken. De meeste kinderen hebben een kleiner hoofd dan gebruikelijk.
Kleinere hoofdomtrek
Vaak hebben kinderen met deze aandoening een kleinere hoofdomtrek dan gebruikelijk. Deze kleinere hoofdomtrek wordt ook wel microcefalie genoemd.
Omdat kinderen met deze aandoening veel liggen, krijgen ze gemakkelijker een afgeplat achterhoofdje. Dit wordt een plagiocefalie genoemd.
Licht van gewicht
Kinderen met deze aandoening zijn vaak licht van gewicht en komen maar moeilijk aan. De meeste kinderen hebben dunne armen en benen. Dit niet aankomen in gewicht wordt ook wel failure to thrive genoemd.
Problemen met zien
Scheelzien komt vaak voor bij kinderen met deze aandoening. Dit komt omdat de ogen niet goed kunnen bewegen. Een groot deel van de kinderen is slechtziend, omdat de oogzenuw niet goed werkt. Dit wordt een cerebrale visusstoornis genoemd. Bij een deel van de kinderen maken de ogen schokkende bewegingen. Dit wordt nystagmus genoemd. Hier hebben kinderen zelf geen last van. Ook hangen de oogleden van kinderen met het NARS2-syndroom vaak naar beneden toe, dit wordt een ptosis genoemd.
Problemen met horen
Een deel van de kinderen met dit syndroom is slechthorend of doof doordat de gehoorzenuw niet goed werkt.
Weinig mimiek
De spieren van het gezicht hebben meestal weinig kracht. Hierdoor verandert de gezichtsuitdrukking van een kind met deze aandoening vaak weinig. Dit kan het moeilijk maken aan de gezichtsuitdrukking te zien hoe kinderen zich voelen. Door de lage spierspanning hangt de mond meestal een stuk open.
Problemen met slikken
Kinderen met deze aandoening hebben vaak problemen met slikken. Zij verslikken zich in drinken of eten en moeten dan hoesten tijdens het eten of drinken. Dit kan gevaarlijk zijn, omdat er tijdens verslikken eten of drinken in de longen terecht kan komen, waardoor een longontsteking kan ontstaan. Het kan daarom nodig zijn om kinderen via een sondevoeding te geven.
Kwijlen
Kinderen met dit syndroom hebben gemakkelijk last van kwijlen. Dit komt door slapheid van de spieren in het gezicht en rondom de mond, waardoor het speeksel gemakkelijk uit de mond loopt.
Reflux
Kinderen met dit syndroom hebben vaak last van het terugstromen van voeding vanuit de maag naar de slokdarm. Dit wordt reflux genoemd. Omdat de maaginhoud zuur is, komt het zuur zo ook in de slokdarm, soms zelfs ook in de mond. Dit zuur kan zorgen voor pijnklachten, waardoor kinderen moeten huilen en soms ook niet willen eten. Ook kan het maken dat kinderen moeten spugen.
Door het zuur kan de slokdarm geïrriteerd en ontstoken raken. Wanneer dit niet tijdige ontdekt en behandeld wordt, kan dit zorgen voor het spuug met daarin bloedsliertjes.
Verstopping van de darmen
Verstopping van de darmen komt vaak voor bij kinderen met het NARS2 syndroom. De ontlasting komt dan niet elke dag en is vaak hard waardoor kinderen moeite hebben met poepen.
Niet zindelijk
Het is voor de meeste kinderen met deze aandoening niet haalbaar om zindelijk te worden en te plassen en te poepen op de wc. Kinderen zullen luiers nodig blijven hebben om de plas en de ontlasting op te vangen.
Vatbaar voor infecties
Kinderen met deze ziekte zijn vatbaar voor het krijgen van infecties. Vooral luchtweginfecties komen vaker voor bij kinderen met deze aandoening.
Tijdens koorts en ziek zijn hebben kinderen vaak veel meer symptomen van hun ziekte dan in periodes waarin kinderen geen koorts hebben en niet ziek zijn.
Nierafwijking
Een deel van de kinderen heeft afwijkingen aan de nieren. Een onderdeel van de nieren, de tubulus genoemd, werkt niet goed, Daardoor kunnen kinderen belangrijke stoffen via de nieren verliezen. Ook komt de nieraandoening focale segmentale glomerulosclerose vaker voor bij kinderen met dit syndroom.
Lever
Bij een deel van de kinderen bevat de lever te veel vet. Te veel vet kan de werking van de lever verstoren.
Scoliose
Een deel van de kinderen met deze aandoening krijgt een zijwaartse verkromming van de rug. Dit wordt een scoliose genoemd. Van een milde scoliose zullen kinderen zelf geen last hebben. Toename van de scoliose kan zorgen voor het ontstaan van pijnklachten in de rug en problemen met zitten.
Vastgroeien gewrichten
Doordat kinderen met deze aandoening moeite hebben met het bewegen van hun armen en benen, hebben de gewrichten in de armen en de benen de neiging om vast te gaan groeien. Dit wordt een contractuur genoemd. Hierdoor kunnen de gewrichten minder of helemaal niet meer bewogen worden.
Vermoeidheid
Kinderen met deze aandoening hebben weinig energie. Ook kosten alle dagelijkse activiteiten veel energie. Dit maakt dat kinderen met deze aandoening erg vermoeid zijn en weinig energie hebben om de dag door te komen.
Hoe wordt de diagnose NARS2 syndroomgesteld?
Verhaal en onderzoek
Op grond van het verhaal van een kind met een lage spierspanning en weinig energie kan een mitochondriële stofwisselingsziekte worden vermoed. Er zijn echter veel andere aandoeningen die ook dergelijke klachten kunnen geven. Nader onderzoek zal dus nodig zijn om de juiste diagnose te stellen.
Bloedonderzoek
Bloedonderzoek laat bij het merendeel van de kinderen een verhoogde waarde van het stofje lactaat zien. Dit is een belangrijke aanwijzing dat er sprake is van een mitochondriële ziekte. . Bij een klein deel van de kinderen zijn de waardes voor de leverfunctie (ALAT en ASAT) verhoogd. .
Urineonderzoek
Urineonderzoek kan informatie geven over de werking van de nieren. In de urine kan te veel citroenzuur terug gevonden worden.
Stofwisselingsonderzoek
Vaak zal dit bloedonderzoek reden zijn om stofwisselingsonderzoek te verrichten op bloed en op urine. Bij een deel van de kinderen is het stofje alanine verhoogd. Ook wordt in de urine vaak een overmaat aan aminozuren gezien.
Genetisch onderzoek
Door middel van bloedonderzoek kan gekeken worden of er een fout in het erfelijk materiaal van het NARS2-gen gevonden kan worden. Dit kan gericht gebeuren wanneer er aan gedacht wordt omdat de ziekte in de familie voorkomt, maar meestal is dat niet het geval. Tegenwoordig zal door middel van een nieuwe genetische techniek (exome sequencing genoemd) deze diagnose gesteld kunnen worden zonder dat er specifiek aan gedacht was of naar gezocht is.
MRI-scan
Wanneer nog onduidelijk is wat de oorzaak is van de problemen, wordt vaak een MRI-scan van de hersenen gemaakt. Op deze MRI-scan is vaak te zien dat de grote en de kleine hersenen kleiner zijn van volume dan gebruikelijk. Dit wordt cerebrale atrofie genoemd. De hersenbalk is vaak dun. De zogenaamde basale kernen kunnen een witte kleur hebben op een T2 opname als teken van schade als gevolg van zuurstoftekort. Ook in de witte stof van de hersenen kan een te witte kleur voorkomen als teken van schade en als teken van te weinig myeline rondom de uitlopers van zenuwcellen. In de hersenen kunnen holtes gevuld met vocht, zogenaamde cystes of vacuoles voorkomen.
Wanneer met een speciale techniek wordt gekeken naar de MRI scan, een zogenaamde MR-spectroscopie techniek, dan kan gezien worden dat er sprake is van een verhoogde hoeveelheid lactaat in de hersenen.
Wanneer de MRI herhaald wordt, is vaak te zien dat de afwijkingen op de MRI scan toenemen in de loop van de tijd.
Spierbiopt
Wanneer de diagnose onduidelijk is, kan het nodig zijn om een spierbiopt te verrichten. Ook in een spierbiopt kunnen afwijkingen aangetoond worden die passen bij het niet goed functioneren van de mitochondriën. De mitochondrieen zelf hebben een afwijkende vorm. In het spierbiopt kan gemeten worden hoe goede de spiercellen in staat zijn om energie aan te maken. Dit is verminderd bij kinderen met deze aandoening.
Ook kan gekeken worden hoe de vijf complexen in de mitochondrieen functioneren, vaak blijken meerdere onderdelen niet goed te functioneren, meestal zijn dit complex I, III en IV.
Liquoronderzoek
Door middel van een ruggenprik kan vocht verkregen worden dat normaal rondom de hersenen en het ruggenmerg stroomt. Bij een groot deel van de kinderen is het melkzuur (lactaat) gehalte in dit hersenvocht verhoogd.
Oogarts
Kinderen met deze aandoening worden vaak een keer door de oogarts gezien. De oogarts kan beoordelen of er sprake is van een dunne oogzenuw (opticusatrofie).
KNO-arts
De KNO-arts kan samen met de audioloog vast stellen of er sprake is van slechthorendheid.
EEG
Kinderen met epilepsieaanvallen krijgen vaak een EEG om te kijken van wat voor soort epilepsie er sprake is. Bij kinderen met deze aandoening worden vaak epileptiforme afwijkingen gezien op het EEG. Deze afwijkingen zijn niet specifiek voor deze aandoening en kunnen bij allerlei andere oorzaken van epilepsie ook gezien worden.
EMG
Wanneer de zenuwen van kinderen en volwassenen met deze aandoening worden doorgemeten, dan valt vaak op dat de zenuwen in de armen en benen minder goed werken dan gebruikelijk. Dit wordt een axonale polyneuropathie genoemd. Omdat dit een belastend onderzoek is, zal het meestal niet nodig zijn om dit onderzoek te verrichten.
Foto van de botten
Wanneer er sprake is van een verkromming van de wervelkolom zal vaak een foto van de rug gemaakt worden om de mate van verkromming vast te leggen.
Hoe wordt het NARS2 syndroom behandeld?
Geen genezing
Er bestaat helaas geen behandeling die het NARS2 syndroom kan genezen. De behandeling is er op gericht om kinderen zo goed mogelijk te ondersteunen in het omgaan met de toenemende klachten als gevolg van het hebben van deze aandoening.
Kwaliteit van leven
Centraal in de behandeling van kinderen met deze aandoening staat het behouden van zo veel mogelijk kwaliteit van leven. Het is goed als ouders samen met hun andere kinderen en familie al in een vroeg stadium nadenken op wat voor manier zij hun kindje met deze aandoening willen begeleiden. Een maatschappelijk werkende, een psycholoog en verpleegkundigen van de kinderthuiszorg kunnen ouders hierbij helpen. In Nederland zijn ook meerdere kindercomfortteams die gezinnen kunnen ondersteunen bij het vinden van een zo optimaal mogelijke kwaliteit van leven.
Tijd voor samenzijn
De zorg voor een kindje met het NARS2 syndroom zal veel vragen van ouders. Ouders zullen veel tijd kwijt zijn met verzorging van hun kind of zelfs met medische handelingen zoals het geven van medicijnen of sondevoeding. Het is ook heel belangrijk om er ook voor te waken dat er tijd blijft voor samen zijn als gezin of even als ouders onder elkaar, voor samen knuffelen waar kinderen met deze aandoening vaak van kunnen genieten en te zoeken naar manieren van contact waar iedereen plezier aan beleefd.
Hulp vragen aan anderen (bekenden of onbekenden) is voor veel ouders lastig, maar het is wel belangrijk om in een vroeg stadium na te denken over het vragen en organiseren van hulp. Dit om te voorkomen dat ouders de hele dag bezig zijn met zorgen en er geen tijd meer over is over fijne momenten samen met het kind met het NARS2 syndroom, de eventuele andere kinderen in het gezin en de ouders onderling.
Gehoorapparaat
Een deel van de kinderen heeft baat bij een gehoorapparaat, bij een ander deel van de kinderen helpt dit niet.
Aanvalsbehandeling epilepsie
De meeste epilepsieaanvallen gaan vanzelf over binnen enkele minuten. Omstanders hoeven dan niets te doen om de aanval te doen stoppen. Het is belangrijk om zo rustig mogelijk te blijven en het kind zo veel mogelijk met rust te laten.
Wanneer een aanval na 5 minuten nog niet vanzelf gestopt is, dan zal vaak geadviseerd worden om medicijnen te geven om een aanval te doen stoppen. De behandelende arts zal altijd aangeven welk tijdstip voor een bepaald kind het beste is. Medicijnen die gebruikt kunnen worden voor het stoppen van een aanval zijn diazepam rectiole (Stesolid®), midazolam neusspray, midazolam rectiole, lorazepam of clonazepam druppels.
Het effect van deze medicijnen ontstaat na enkele minuten. Nadien zal het kind meestal in slaap vallen, soms ook niet.
Behandeling epilepsie
Kinderen die last hebben van epilepsie kunnen behandeld worden met medicijnen die nieuwe epilepsieaanvallen kunnen voorkomen. Vaak wordt gekozen voor medicijnen zoals levetiracetam, clonazepam, clobazam of lamotrigine. Kinderen met een mitochondriële aandoening moeten niet behandeld worden met de medicijnen valproaat of fenobarbital omdat deze medicijnen de klachten juist kunnen doen verergeren. Het is vaak moeilijk om de epilepsie onder controle te krijgen door middel van medicijnen. Er wordt gezocht naar een balans tussen zo min mogelijk aanvallen en zo min mogelijk bijwerkingen van medicijnen. Als alternatief voor medicijnen kan een nervus vagusstimulator ook een optie zijn.
Slaap
Een vast slaapritueel en een vast slaappatroon kunnen kinderen helpen om beter te kunnen slapen. Het medicijn melatonine kan helpen om beter in slaap te kunnen vallen. Er bestaan ook vormen van melatonine met vertraagde afgifte die ook kunnen helpen om weer in slaap te vallen wanneer kinderen in de nacht wakker worden. Slaapmiddelen worden liever niet gegeven aan kinderen omdat kinderen hier aangewend raken en niet meer zonder deze medicatie kunnen. Soms wordt het medicijn promethazine gebruikt om kinderen beter te kunnen laten slapen. Ook wordt het medicijn chloralhydrat wel gebruikt in geval van slaapproblemen.
Fysiotherapie
Een kinderfysiotherapeut kan kinderen helpen hoe zij zich zo goed mogelijk kunnen bewegen ondanks de problemen die zij met bewegen hebben. Ook probeert de fysiotherapeut er voor te zorgen dat kinderen geen vergroeiing van hun gewrichten krijgen omdat ze zelf onvoldoende bewegen. De fysiotherapeut kan ook adviezen geven hoe kinderen zo goed mogelijk in een rolstoel of in bed kunnen zitten of liggen.
Logopedie
Een logopediste kan tips en adviezen geven indien er problemen zijn met zuigen, drinken, kauwen of slikken. Jonge kinderen kunnen baat hebben bij een speciale speen op een fles om zo zelf veilig te kunnen drinken. Indikken van drinken kan soms ook helpen om verslikken in drinken te voorkomen, soms werkt het ook juist averechts. Ook is de houding waarin kinderen eten en drinken belangrijk om verslikken zo veel mogelijk te voorkomen. Veel kinderen met dit syndroom hebben (ondersteunende) sondevoeding nodig om voldoende voeding binnen te krijgen.
Wanneer praten moeilijk wordt, kan communicatie ook ondersteund worden door middel van gebaren of pictogrammen. Op die manier kunnen kinderen zich leren uitdrukken zonder woorden te gebruiken.
Ergotherapie
Een ergotherapeut kan tips en adviezen geven hoe de verzorging en de dagelijks activiteiten van een kind zo soepel mogelijk kunnen verlopen. Ook kan de ergotherapeut advies geven over materialen waarmee het kind kan spelen.
Revalidatiearts
Een revalidatiearts coördineert de verschillende therapieën en adviseert ook over hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een aangepaste buggy, een rolstoel of een speciale matras in bed.
Sondevoeding
Wanneer slikken niet meer veilig verloopt, zal moeten worden besloten of het kind sondevoeding gaat krijgen. Sondevoeding wordt in eerste instantie via een neussonde gegeven. De sonde loopt via de neus en de keel naar de maag toe. Wanneer langere tijd een sonde nodig is, kan er voor gekozen worden om door middel van een kleine operatie een sonde via de buikwand rechtstreeks in de maag aan te brengen. Zo’n sonde wordt een PEG-sonde genoemd. Later kan deze vervangen worden door een zogenaamde mickeybutton.
Deze operatie kan alleen uitgevoerd worden als kinderen nog in een redelijke lichamelijke conditie zijn.
Diëtiste
Een diëtiste kan bekijken of kinderen die problemen hebben met eten of met drinken voldoende calorieën en vocht op een dag binnen krijgen. Zo nodig kan de diëtiste adviseren over speciale voeding of een vitamine preparaat om te zorgen dat kinderen wel voldoende binnen krijgen.
Reflux
Door een lage spierspanning of later juist door een hoge spierspanning kan de zure maaginhoud terugstromen naar de slokdarm, keel of mond wat vervelend is voor kinderen. Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine en omeprazol, soms esomeprazol. Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen. Het zal van de conditie van het kind afhangen of een dergelijke operatie een zinvolle behandeloptie is.
Kwijlen
Er bestaan medicijnen die het kwijlen minder kunnen maken. Het meest gebruikte medicijn hierdoor is glycopyrrhonium. Soms wordt gekozen voor het medicijn trihexyfenidyl omdat dit zowel spasticiteit/dystonie als kwijlen kan verminderen.
Ook kan een behandeling van de speekselklieren door middel van botox of door middel van een operatie er voor zorgen dat kinderen minder kwijlen.
Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt. Verder blijft het belangrijk om te zorgen dat kinderen voldoende vocht en vezels binnen krijgen. Soms zijn zetpillen nodig om de ontlasting op gang te krijgen.
Antibiotica
Een deel van de kinderen die vaak terugkerende infecties heeft, heeft baat bij een lage dosering antibiotica om nieuwe infecties te voorkomen. Per kind moeten de voordelen van het geven van de antibiotica worden afgewogen tegen de nadelen ervan (antibiotica doden ook nuttige bacteriën in de darmen).
Griepprik
Het valt te overwegen kinderen met deze aandoening de griepprik te geven om zo te voorkomen dat ze griep krijgen en daar ernstig ziek van worden.
Scoliose
Lichte vormen van verkromming van de wervelkolom hebben meestal geen behandeling nodig en alleen controle om te kijken of de verkromming toeneemt. Bij toename kan een behandeling met een gipscorset nodig zijn om verdergaande verkromming van de wervelkolom te voorkomen. Wanneer een gipscorset onvoldoende effect heeft, kan een operatie nodig zijn waarbij de wervels vastgezet. Deze behandeling wordt uitgevoerd door een orthopeed.
Thuiszorg
De zorg voor kinderen met het NARS2 syndroom zal steeds meer gaan vragen van ouders en andere familieleden omdat kinderen steeds minder zelf zullen kunnen. De thuiszorg kan ouders helpen bij het uitvoeren van deze zorg. Het helpt vaak om in een vroeg stadium van de ziekte al contact te hebben met de thuiszorg zodat deze een team van mensen kunnen vormen die de hulp in de toekomst kunnen gaan bieden. Er bestaat gespecialiseerde kinderthuiszorg met kinderverpleegkundigen die ervaring hebben met de zorg voor ernstig zieke kinderen.
Financiële kant van zorg voor een kind met een beperking
De zorg voor een kind met een beperking brengt vaak extra kosten met zich mee. Er bestaan verschillende wetten die zorg voor kinderen met een beperking vergoeden.
Daarnaast bestaan regelingen waar ouders een beroep op kunnen doen, om een tegemoetkoming te krijgen voor deze extra kosten. Meer informatie hierover vindt u in de folder financiën kind met een beperking.
Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan ouders en andere kinderen in het gezin begeleiding geven hoe om te gaan met het nieuws dat hun kind deze ernstige aandoening heeft. Samen met hen kunnen ouders kijken welke manier van begeleiden van hun kind met deze ernstige ziekte het beste bij de ouders past. Ook vinden veel ouders het vaak lastig hoe zij hun tijd en aandacht moeten verdelen tussen het kind met de beperking en andere kinderen in het gezin. In de folder aandacht en tijd voor brussen vindt u tips die u hierbij kunnen helpen.
Contact met andere ouders
Door middel van een oproepje op het forum van deze site kunt u proberen in contact te komen met andere kinderen en hun ouders/verzorgers die ook te maken hebben met het NARS2 syndroom. Ook is lotgenotencontact mogelijk via de Nederlandse vereniging voor volwassen en kinderen met een stofwisselingsziekte.
Wat betekent het hebben van het NARS2 syndroom voor de toekomst?
Blijvende beperking
Kinderen met het NARS2 houden tijdens hun leven beperkingen. Zij hebben de hulp van een volwassene nodig om in het dagelijks leven te kunnen functioneren.
Levensverwachting
De levensverwachting van kinderen met het NARS2 hangt sterk samen met de problemen die deze kinderen tegen komen in hun leven. Terugkerende infecties of een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie kunnen zorgen voor een verkorting van de levensverwachting. Een deel van de kinderen komt op kinderleeftijd te overlijden.
Transitie van zorg
Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar wordt de zorg vaak overgedragen van kinderspecialisten naar specialisten die de zorg aan volwassenen geven. Het is belangrijk om tijdig hierover na te denken. Is er behoefte de zorg over te dragen naar specialisten voor volwassenen of kan de huisarts de zorg leveren die nodig is.En als er behoefte is aan overdragen van de zorg naar specialisten voor volwassenen, naar welke dokter(s) wordt de zorg dan overgedragen? In welk ziekenhuis kan de zorg het beste geleverd worden. Het proces van overdragen van de zorg wordt transitie genoemd. Het is belangrijk hier tijdig over na te denken en een plan voor te maken samen met de dokters die betrokken zijn bij de zorg op de kinderleeftijd. Ook verandert er veel in de zorg wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. Voor meer informatie over deze veranderingen verwijzing wij u naar het artikel veranderingen in de zorg 18+
Kinderen krijgen
Volwassenen met deze aandoening zullen vanwege de handicaps die zij hebben waarschijnlijk zelf geen kinderen krijgen.
De kans dat kinderen van een volwassene ook het NARS2 syndroom zullen krijgen is klein. Dit kan alleen wanneer de partner ook drager is van een fout in het NARS2-gen in het DNA of wanneer de partner zelf ook het NARS2-syndroom heeft. De kans hierop is klein.
Indien de volwassene geen kinderen wil of kan krijgen, moet wellicht nagedacht moeten worden over anticonceptie, waarover u in deze folder meer informatie vindt.
Hebben broertjes en zusjes ook een verhoogde kans om het NARS2 syndroom te krijgen?
Erfelijke ziekte
Het NARS2 syndroom is een erfelijke ziekte. Meestal blijken beide ouders drager te zijn van een foutje in het NARS2-gen. Broertjes en zusjes hebben dan 25% kans om zelf ook het NARS2 syndroom te krijgen.
Een klinisch geneticus kan daar meer informatie over geven.
Prenatale diagnostiek
Wanneer bekend is welk foutje in een familie heeft gezorgd voor het ontstaan van deze aandoening, dan is het mogelijk om tijdens een zwangerschap prenatale diagnostiek te verrichten in de vorm van een vlokkentest in de 12e zwangerschapsweek of een vruchtwaterpunctie in de 16e zwangerschapsweek. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,13% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie).
Preïmplantatie Genetische Diagnostiek (PGD)
Stellen die eerder een kindje hebben gehad met het mitochondrieel DNA depletie syndroom 13 kunnen naast prenatale diagnostiek ook in aanmerking voor Preïmplantatie genetische diagnostiek (PGD.) Bij PGD wordt een vrouw zwanger door middel van IVF (In Vitro Fertilisatie). De bevruchting vindt dan buiten het lichaam plaats, waardoor het zo ontstane pre-embryo onderzocht kan worden op het hebben van het NARS2 syndroom. Alleen embryo’s zonder de aanleg voor het NARS2 syndroom, komen in aanmerking voor terugplaatsing in de baarmoeder. Voor meer informatie zie www.pgdnederland.nl.
Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.
Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.
Links
www.stofwisselingsziekten.nl
(Nederlandse vereniging voor volwassenen en kinderen met een stofwisselingsziekte)
Referenties
- Two siblings with homozygous pathogenic splice-site variant in mitochondrial asparaginyl-tRNA synthetase (NARS2). Vanlander AV, Menten B, Smet J, De Meirleir L, Sante T, De Paepe B, Seneca S, Pearce SF, Powell CA, Vergult S, Michotte A, De Latter E, Vantomme L, Minczuk M, Van Coster R. Hum Mutat. 2015;36:222-31
- Whole exome sequencing reveals mutations in NARS2 and PARS2, encoding the mitochondrial asparaginyl-tRNA synthetase and prolyl-tRNA synthetase, in patients with Alpers syndrome. Sofou K, Kollberg G, Holmström M, Dávila M, Darin N, Gustafsson CM, Holme E, Oldfors A, Tulinius M, Asin-Cayuela J. Mol Genet Genomic Med. 2015;3:59-68
- Mutations of human NARS2, encoding the mitochondrial asparaginyl-tRNA synthetase, cause nonsyndromic deafness and Leigh syndrome. Simon M, Richard EM, Wang X, Shahzad M, Huang VH, Qaiser TA, Potluri P, Mahl SE, Davila A, Nazli S, Hancock S, Yu M, Gargus J, Chang R, Al-Sheqaih N, Newman WG, Abdenur J, Starr A, Hegde R, Dorn T, Busch A, Park E, Wu J, Schwenzer H, Flierl A, Florentz C, Sissler M, Khan SN, Li R, Guan MX, Friedman TB, Wu DK, Procaccio V, Riazuddin S, Wallace DC, Ahmed ZM, Huang T, Riazuddin S. PLoS Genet. 2015;:e1005097
- PARS2 and NARS2 mutations in infantile-onset neurodegenerative disorder. Mizuguchi T, Nakashima M, Kato M, Yamada K, Okanishi T, Ekhilevitch N, Mandel H, Eran A, Toyono M, Sawaishi Y, Motoi H, Shiina M, Ogata K, Miyatake S, Miyake N, Saitsu H, Matsumoto N. J Hum Genet. 2017;62:525-529
- Lethal NARS2-Related Disorder Associated With Rapidly Progressive Intractable Epilepsy and Global Brain Atrophy. Seaver LH, DeRoos S, Andersen NJ, Betz B, Prokop J, Lannen N, Jordan R, Rajasekaran S. Pediatr Neurol. 2018;89:26-30
- Management of NARS2-Related Mitochondrial Disorder is Complex. Finsterer J. Pediatr Neurol. 2019;93:64. Laatst bijgewerkt: 22 maart 2020
Auteur: JH Schieving