Wat is tubereuze sclerose?

Tubereuze sclerose is een erfelijke aandoening waarbij er op verschillende plaatsen in het lichaam, waaronder hersenen, huid, hart, nieren en ogen, ophopingen van abnormale cellen (hamartomen genoemd) voorkomen die er voor kunnen zorgen dat deze organen niet goed kunnen functioneren.

Hoe wordt tubereuze sclerose ook wel genoemd?

Het woord tubereuze verwijst naar ophopingen van cellen in de hersenen, sclerose is het medische woord voor deze ophoping van cellen. Tegenwoordig wordt ook wel gesproken van het tubereuze sclerose complex. Dit wordt afgekort met de letters TSC.

Twee types
Er bestaan twee verschillende types TSC die TSC1 en TSC2 worden genoemd. Ze worden elk veroorzaakt door een andere fout in het DNA.

Ziekte van Bourneville
Tubereuze sclerose wordt ook wel de ziekte van Bourneville genoemd, naar een van de artsen die dit syndroom voor het eerst beschreven heeft.

Neurocutane aandoening
Tubereuze sclerose behoort tot de groep van de neurocutane aandoeningen. Dit is een groep aandoening met problemen in het functioneren van de hersenen en de zenuwen in combinatie met kenmerkende huidafwijkingen. Andere aandoeningen die hiertoe behoren zijn bijvoorbeeld Neurofibromatose type IIncontinentia Pigmenti en het Sturge-Weber syndroom. Vroeger werd ook wel de term facomatose gebruikt.



Hoe vaak komt tubereuze sclerose voor?

Tubereuze sclerose komt bij één op de 6000 tot 10.000 mensen voor.  
In Nederland wonen ongeveer 2000 mensen met de aandoening tubereuze sclerose.

Bij wie komt tubereuze sclerose voor?

Tubereuze sclerose is al vanaf het leven van het kind in de baarmoeder aanwezig. Toch kan het enige tijd duren voordat duidelijk wordt dat er sprake is van de diagnose tubereuze sclerose. Soms wordt dit al op babyleeftijd duidelijk, soms ook pas tijdens de puberteit of op volwassen leeftijd.
Tubereuze sclerose komt even vaak bij jongens als bij meisjes voor.

Wat is de oorzaak van tubereuze sclerose?

Fout in het erfelijk materiaal
Tubereuze sclerose ontstaat door een fout in het erfelijke materiaal. Er zijn inmiddels twee fouten bekend die kunnen zorgen voor het ontstaan van tubereuze sclerose. Er kan sprake zijn van een fout op het 9e chromosoom op een plaats die het TSC1-gen wordt genoemd of van een fout op het 16e chromosoom wat het TSC-2 gen wordt genoemd. Een op de drie kinderen met tubereuze sclerose heeft een verandering in het TSC-1 gen en twee op drie kinderen in het TSC-2 gen

Autosomaal dominant
Beide fouten in het erfelijk materiaal zijn zogenaamd autosomaal dominanet fouten. Dat wil zeggen dat een fout op een van de twee chromosomen 9 of 16 die een kind heeft in het TSC1 of TSC2-gen al voldoende is om de aandoening te krijgen. Dit in tegenstelling tot een autosomaal recessieve fout waarbij kinderen pas klachten krijgen wanneer beide chromosomen een fout bevatten.

Bij het kind zelf ontstaan
Bij een deel van de kinderen (ongeveer 30%) met een tubereuze sclerose is de fout bij het kind zelf ontstaan na de bevruchting van de eicel door de zaadcel. Dit wordt de novo genoemd wat nieuw bij het kind ontstaan betekent. Het kind is dan de eerste in de familie die deze aandoening heeft.



Geërfd van een ouder
Een ander deel van de kinderen heeft het foutje in het TSC1 of TSC2-gen geërfd van een ouder die zelf ook het foutje in het TSC1 of TSC2-gen heeft. Soms was dit al bekend, soms wordt de diagnose bij de ouder pas gesteld wanneer bij het kind de diagnose gesteld wordt.

Afwijkend eiwit
Op het TSC-1 gen ligt de informatie voor de aanmaak van het eiwit hamartine. Op het TSC-2 gen de informatie voor de aanmaak van tuberine. Hamartine en tuberine klonteren samen en spelen een belangrijke rol bij het afremmen van celdeling en celgroei.
Om te kunnen groeien is het nodig dat cellen in het lichaam van een kind gaan delen. Het lichaam remt tegelijkertijd deze groei om ongebreidelde groei van allerlei cellen in het lichaam af te remmen. Hamartine en tuberine spelen een belangrijke rol bij het afremmen van de groei van lichaamscellen. Wanneer er een fout zit in het erfelijk materiaal van het TSC-1 en TSC-2 gen dan wordt de celdeling niet voldoende geremd en ontstaat er een overmaat aan cellen.

Cellen komen niet op de juiste plek te liggen
Door de minder goede werking van het hamartine of het tuberine gen komen bepaalde lichaamscellen niet op hun juiste plek te liggen. Dit kan in verschillende organen in het lichaam plaats vinden, het wordt het vaakst gezien in de hersenen, de ogen, de huid, het hart en in de nieren.
In de hersenen kunnen bepaalde hersencellen die bij een kind in de baarmoeder in het midden van de hersenen liggen en naar de buitenkant van de hersenen horen te bewegen, helemaal niet in die richting bewegen. Deze klompjes cellen liggen aan de rand van de hersenholtes en worden noduli genoemd. Een ander deel van de hersencellen beweegt wel richting de buitenkant van de hersenen, maar komt daar niet aan of komt niet op de juiste plek te liggen. Dit worden tubers genoemd.

Wat zijn de symptomen van tubereuze sclerose?

Variatie
Er bestaat een grote variatie tussen de hoeveelheid en de ernst van de symptomen die verschillende kinderen en volwassenen met tubereuze sclerose hebben. Het valt van te voren niet te voorspellen welke symptomen een kind zal krijgen. Dat betekent dat onderstaande kenmerken kunnen voorkomen, maar niet hoeven voor te komen.
Kinderen met een fout in het TSC2-gen hebben vaker meer symptomen dan kinderen met een fout in het TSC-1 gen.

Huidafwijkingen
Vrijwel alle kinderen met tubereuze sclerose hebben typische kenmerken op de huid. Meestal hebben zij hier zelf geen last van, maar kunnen deze huidkenmerken wel helpen om de diagnose tubereuze sclerose te stellen.

Afwijkingen aan de huid zijn herkenbaar als:

  • ovaal of bladvormige pigmentloze witte vlekjes op de huid > 5 mm (hypomelanotische macula genoemd)
  • roze-rode bultjes in het gezicht rondom de neus vanaf ongeveer het 5e levensjaar (angiofibromen genoemd)
  • witte wratjes onder en rondom de nagels (periunguale fibromen of Koenense fibromen genoemd)
  • een verdikte plek op de huid laag op de rug, geelbruin of roze van kleur lijkend op een schil van een sinaasappel(chagrijnplek genoemd)
  • een verdikte plek op de huid van het voorhoofd
  • tijdens de puberteit ook verdikkingen op het tandvlees.

Epilepsie
Acht tot negen van de tien kinderen met tubereuze sclerose heeft last van epilepsieaanvallen. Bij zeven van de tien kinderen ontstaan deze epilepsie aanvallen al in het eerste levensjaar. Wanneer de epilepsieaanvallen voor de leeftijd van één jaar ontstaan, dan is er vaak sprake van het syndroom van West. Hierbij krijgen kinderen aanvallen waarbij ze kortdurend en snel hun armen en benen tegelijkertijd buigen of soms strekken. Vaak komt een serie van deze aanvallen achter elkaar voor. Deze aanvallen worden salaamkrampen genoemd. Ook kunnen jonge kinderen zogenaamde focale aanvallen hebben.
Op latere leeftijd kunnen andere type epilepsieaanvallen ontstaan, zoals atone aanvallen, absences, tonische aanvallen of myoclonieën. Bij een deel van de kinderen gaat het syndroom van West over in het Lennox-Gastaut syndroom. Kinderen kunnen verschillende types aanvallen hebben. Een deel van de kinderen heeft lang aanhoudende epilepsieaanvallen, dit wordt een status epilepticus genoemd.

Ontwikkelingsachterstand
Bijna de helft van de kinderen met tubereuze sclerose heeft een ontwikelingsachterstand. Kinderen gaan later zitten, staan, lopen en praten dan hun leeftijdsgenoten. Kinderen met een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie hebben vaker een ontwikkelingsachterstand dan kinderen zonder epilepsie.

Problemen met leren
Een groot deel van de kinderen met tubereuze sclerose heeft problemen met leren. Vaak zijn er problemen om de aandacht en de concentratie langere tijd vast te houden. Ook kunnen er problemen zijn met plannen, met ruimtelijk inzicht, met begrijpend lezen en met onthouden. Een deel van de kinderen heeft een IQ onder de 70 de grens waaronder wordt gesproken van een verstandelijke beperking. Kinderen met epilepsie hebben vaak meer problemen met leren dan kinderen die geen last hebben van epilepsie. Kinderen waarbij de epilepsie al op jonge leeftijd ontstaat (voor de leeftijd van 3 jaar) hebben meer problemen met leren dan kinderen die pas op latere leeftijd last krijgen van epilepsieaanvallen.

Gedragsproblemen
Gedragsproblemen komen vaker voor bij kinderen met tubereuze sclerose. Deze gedragsproblemen worden ook wel TAND genoemd: tubereous sclerosis associated neuropsychiatric disorder genoemd. Kinderen met tubereuze sclerose hebben een grotere kans om last te hebben van angsten, een wisselende stemming of het maken van contact met andere mensen.

AD(H)D
AD(H)D komt vaker voor bij kinderen met dit syndroom. Kinderen met AD(H)D hebben moeite om bij een taakje langere tijd de aandacht te houden. Ze spelen maar kort met een bepaald speelgoed en gaan dan weer naar een ander stukje speelgoed. Kinderen zijn snel afgeleid door een geluid of een beweging in de kamer. Op school hebben kinderen moeite langer tijd hun aandacht bij het schoolwerk te houden. Vaak hebben kinderen moeite om stil te zitten en zijn ze het liefst de hele tijd in beweging. Ook stoten kinderen met AD(H)D vaak onbedoeld voorwerpen om of laten ze voorwerpen uit hun handen vallen. Kinderen met AD(H)D reageren vaak impulsief, ze doen eerst voordat ze nadenken of dat wel verstandig is.

Autistiforme kenmerken
. Een deel van de kinderen met tubereuze sclerose heeft autistiforme kenmerken. Kinderen vinden het dan bijvoorbeeld moeilijk om oogcontact te maken of om contact te maken met leeftijdsgenootjes. Contact maken met volwassenen gaat vaak wel goed.
Sommige kinderen houden van een vast dagschema en vinden het heel moeilijk om te gaan met onverwachte gebeurtenissen hierin. Deze onverwachte gebeurtenissen kunnen kinderen heel boos of heel angstig maken. Zij hebben dan vaak de hulp van een volwassene nodig om hier weer uit te komen.

Problemen met slapen
Slaapproblemen komen vaak voor bij kinderen met dit syndroom. Sommige kinderen hebben moeite met het inslapen. Een groot deel van de kinderen wordt ’s nachts regelmatig wakker en komt dan maar moeilijk weer in slaap. Sommige kinderen zijn vroeg in de ochtend wakker en zijn dan al meteen actief en willen niet meer slapen.
Bij een deel van de kinderen worden deze slaapproblemen veroorzaakt door epilepsie gedurende de nacht.

Waterhoofd
Een op de twintig kinderen met tubereuze sclerose ontwikkelt een waterhoofd. In de hersenholtes zit dan meer vocht dan gebruikelijk. Dit kan zorgen voor het ontstaan van hoofdpijn, met misselijkheid en braken (vooral bij opstaan na enige tijd liggen), wazig zien, grote pupillen en een toegenomen behoefte aan slaap. De meeste voorkomende oorzaak van het ontstaan van een waterhoofd is een reusceltumor (SEGA). Dit is een langzaam groeiende tumor die de afvoer van hersenvocht belemmert, waardoor er een ophoping van water in de hersenholtes ontstaat.

Reusceltumor
Een op de vijf kinderen met tubereuze sclerose ontwikkelt een reusceltumor in de hersenen. Dit wordt ook wel een SEGA genoemd, wat staat voor Sub Ependymal Giant cell Astrocytoma. Een reusceltumor ontstaat vaak uit een nodulus in de buurt van het foramen van Monro. Het is een heel langzaam groeiende tumor. Toename van grootte van de tumor kan zorgen voor het ontstaan van een waterhoofd.

Ogen
Bij een op de twee tot drie kinderen liggen ook in het netvlies klompjes cellen die hamartomen worden genoemd. Meestal worden deze hamartomen niet of anders in een heel langzaam tempo groter. Meestal zorgen ze niet voor problemen met zien. Wanneer deze afwijkingen in de ogen gezien worden kan dit het vermoeden dat het gaat om de aandoening tubereuze sclerose bevestigen. Ook kunnen in het netvlies vaatkluwentjes voorkomen (mulberry spots) of ophopingen van pigment. Ook deze afwijkingen zorgen bijna nooit dat problemen met zien ontstaan.

Gebit
Bij kinderen met tubereuze sclerose komen vaak putjes in het tandglazuur voor. Deze afwijkingen worden ook wel dental pits genoemd. Kinderen hebben hier zelf geen last van, de putjes zorgen meestal niet dat er gaatjes in het gebit ontstaan. Ook kunnen verdikkingen van het tandvlees voorkomen. Deze kunnen zorgen voor bloedend tandvlees.

Het hart
Ook in het hart kunnen goedaardige gezwelletjes aanwezig zijn, ze worden rhabdomyomen genoemd. Deze komen bij 4 tot 7 op de tien kinderen met tubereuze sclerose voor. Deze rhadomyomen veroorzaken meestal geen problemen voor het functioneren van het hart. Tegenwoordig worden deze rhabdomyomen vaak al herkend op een 20-weken ECHO tijdens de zwangerschap. Acht tot negen van de kinderen waarbij er tijdens de 20 weken-ECHO sprake blijkt te zijn van rhabdomyomen, blijkt tubereuze sclerose te hebben.
Rhadomyomen worden spontaan kleiner en verdwijnen meestal al op kinderleeftijd voor de leeftijd van 6 jaar.
Zelden ontstaan door de aanwezigheid van de rhadomyomen problemen in het hart. Het gaat dan om problemen met het hartritme, of om het niet goed functioneren van hartkleppen of het belemmeren van de bloedstroom door deze afwijkingen.

Longen
Op volwassen leeftijd kunnen vooral bij vrouwelijke patiënten met tubereuze sclerose ook holtes in de longen ontstaan. Dit wordt lymfangioleiomyomatosis geboemd, ook wel afgekort als LAM. Dit kan problemen met de ademhaling geven zoals benauwdheid, piepen, hoesten en leiden tot een klaplong. Gelukkig komen deze longproblemen zelden voor.

Nieren
In de nieren kunnen holtes gevuld met vocht ontstaan, cysten, die meestal geen problemen geven. Ook kunnen er goedaardige gezwelletjes ontstaan die angiomyolipomen worden genoemd. Angiomyolipomen worden afgekort met de letters AML. Deze nierafwijkingen komen bij vier tot acht op de tien kinderen met tubereuze sclerose voor. Ze ontstaan meestal na het vijfde levensjaar. Omdat ze in aantal en omvang toenemen is regelmatige controle middels ECHO van de nieren nodig. Wanneer de angiomyolipomen te groot worden (vaak pas op volwassen leeftijd), bestaat er een kans dat ze gaan bloeden en zo schade aan de nieren gaan veroorzaken.Volwassenen krijgen dan last van buikpijn en/of rugpijn en bloed in de urine.
Bij één op de 20 tot 30 kinderen met tubereueze sclerose is er sprake van vergrote nieren met daarin veel cystes. Dit komt omdat bij deze kinderen ook een stukje erfelijk materiaal naast het TSC2-gen op chromosoom 16 mist. Dit wordt een continous gene laesion genoemd. Kinderen met deze vorm missen het APKD-gen waardoor zij polycysteuze nieren krijgen.

Hoge bloeddruk
De nierafwijkingen kunnen zorgen voor het ontstaan van een verhoogde bloeddruk. Meestal hebben kinderen zelf geen last van deze hoge bloeddruk. Soms kan het zorgen voor hoofdpijnklachten.

Lever
Bij een op de vier kinderen met tubereuze sclerose worden ook angiomyolipomen of cystes in de lever gevonden. Deze geven bijna nooit klachten.

Eiestokken
Ook in de eierstokken kunnen cystes voorkomen. Ook deze veroorzaken vrijwel nooit problemen.

Botten
In de botten kunnen cystes voorkomen. Deze geven meestal geen probleem. Het bot van de schedel kan verdikt zijn. In de wervelkolom kunnen plaatselijke verdichtingen van bot voorkomen die gezien kunnen worden op een rontgenfoto. Ook deze geven geen problemen.
Heel zelden ontstaat een desmoplastisch fibroom in het bot. Dit is een afwijking die snel kan groeien en pijnklachten in het bot geeft.

Hoe wordt de diagnose tubereuze sclerose gesteld?

Verhaal en onderzoek
Op grond van het verhaal van een kind met epilepsie en/of een ontwikkelingachterstand in combinatie met kleine bladvormige witte plekjes op de huid kan aan de aandoening tubereuze sclerose worden gedacht. Er bestaan speciale criteria wanneer van de diagnose tubereuze sclerose gesproken mag worden.
Vaak zal de diagnose bevestigd worden met DNA onderzoek.

Tijdens de zwangerschap
Soms wordt de diagnose al gesteld wanneer het kind nog in de baarmoeder aan het groeien is, tijdens de 20 weken ECHO. Op deze ECHO kunnen hamartomen in het hart worden gezien die kenmerkend zijn voor de diagnose tubereuze sclerose. Ook kunnen later in de zwangerschap hartritmestoornissen bij de baby reden zijn om een ECHO van de baby te maken waarop deze hamartomen in het hart kunnen worden gezien. Soms worden op de ECHO ook afwijkingen in de hersenen gezien. Dit kan reden zijn om een MRI scan van de baby te maken die nog in de buik van de moeder verblijft. Op deze MRI scan kunnen voor tubereuze sclerose typische afwijkingen worden gezien. Vaak wordt een foetale MRI laesie somscore bepaald. Een hogere MRI laesie somscore geeft een hogere kans op het krijgen van een ontwikkelingsachterstand en/of autisme. De hoogte van de score voorspelt niet of er epilepsie zal ontstaan. De diagnose kan met zekerheid gesteld worden door middel van DNA onderzoek op materiaal dat verkregen is via een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie.

Erfelijk materiaal
Door middel van bloedonderzoek kan gekeken worden naar een fout in het erfelijk materiaal van het TSC1 of TSC2-gen.  Dit kan gericht gebeuren wanneer er aan gedacht wordt of wanneer de aandoening in de familie voorkomt. Tegenwoordig kan de diagnose ook gesteld worden door middel van whole exome sequencing zonder dat aan deze diagnose gedacht is.

MRI van de hersenen
Op een MRI scan van de hersenen worden bij kinderen met tubereuze sclerose hele typische afwijkingen gezien. Aan de binnenkant van de hersenen op de rand van de hersenholtes kunnen klompjes cellen gevonden worden die subependymale noduli worden genoemd. Deze noduli kunnen aankleuren wanneer contrastvloeistof wordt gegeven. Meer naar de buitenkant van de hersenen kunnen ook klompjes cellen gezien worden die tubers worden genoemd. Dit zijn het beste zichtbaar na de leeftijd van 2 jaar. Het aantal tubers zegt iets over de kans dat er epilepsie zal ontstaan en op de kans op het ontstaan van een ontwikkelingsachterstand. Ook kunnen zogenaamde radiaire banden worden gezien, dit zijn banen waar cellen over heen bewogen hebben in de richting van de buitenkant van de hersenen.
Kinderen met een fout in het TSC-2 gen hebben vaak meer afwijkingen op de MRI-scan dan kinderen met een fout in het TSC-1gen. Op de kinderleeftijd wordt een keer per twee tot drie jaar een MRI scan van de hersenen herhaald om te zien of er veranderingen in de hersenen ontstaan met name in de subependymale noduli. Uit deze subependymale noduli kan namelijk een SEGA ontstaan. Deze MRI-scans worden herhaald tot de leeftijd van 25 jaar en hoeven daarna niet meer plaats te vinden wanneer er geen verandering in grootte is geweest van de subependymale noduli. Wanneer er wel groei is geweest van de subependymale noduli wordt ook op volwassen leeftijd geadviseerd met regelmaat een MRI-scan van de hersenen te maken.



Ook kan door middel van een MRI scan gekeken worden of er sprake is van een SEGA: SubEpendymale Giantcell Astrocytoma. Dit is een speciaal soort hersentumor die bij kinderen (gemiddelde leeftijd 13 jaar)met tubereuze sclerose kan voorkomen. Het is best moeilijk om een subependymale nodulus van een SEGA te onderscheiden. Groei van een subependymale nodulus of aankleuring met contrastvloeistof wijst op de mogelijkheid van een SEGA.
Wanneer er sprake is van een SEGA wordt om de 6 maanden een MRI-scan van de hersenen gemaakt om te beoordelen of er sprake is van groei van de SEGA. Op deze manier kan vroegtijdig een behandeling worden gegeven.

EEG
Door middel van EEG onderzoek kan gekeken worden of er aanwijzingen zijn voor epileptiforme activiteit in de hersenen. Bij jonge baby's en kinderen tot de leeftijd van 2 jaar wordt geadviseerd om regelmatig een EEG te maken ook zonder dat er aanwijzingen zijn voor epilepsie. Dit om zo snel mogelijk te kunnen starten met epilepsiebehandeling wanneer er epileptiforme afwijkingen te zien zijn.

ECHO van het hart
Kinderen met tubereuze sclerose zullen ook allemaal een ECHO van het hart krijgen om te kijken of er sprake is van hamartomen in het hart. Deze hamartomen zijn vaak bij baby’s nog aanwezig, maar verdwijnen vanzelf wanneer het kind groter wordt. Wanneer er rhabdomyomen worden gezien, dan wordt geadviseerd elke 1-3 jaar de ECHO van het hart te herhalen totdat de rhabdomyomen geheel verdwenen zijn.

ECG
Door middel van hartfilmpje (ECG) wordt gekeken of cardiale rhabdomyomen zorgen voor hartritmestoornissen. Er wordt geadviseerd om het ECG elke 3-5 jaar te herhalen totdat de rhabdomyomen helemaal verdwenen zijn.

ECHO van de nier
Ook zullen kinderen een ECHO van de nieren krijgen om te kijken of er sprake is van cystes in de nieren of van zogenaamde angiomyolipomen.Kenmerkend voor een angiomyolipoom is dat er vet aanwezig is in de afwijking. Deze laatste kunnen gaan groeien en een bloeding in de nieren veroorzaken. Door regelmatig een ECHO van de nier te maken (om de 2 jaar indien er geen afwijkingen gevonden worden, om het jaar indien er wel afwijkingen gevonden worden), kunnen groeiende angiomyolipomen worden opgespoord en vroegtijdig worden behandeld.
Het kan nodig zijn om aanvullend een MRI of CT scan van de nieren te maken.

Bloedonderzoek
Door middel van bloedonderzoek kan gekeken worden of de nieren te lijden hebben onder de cystes of de angiomyolipomen. Meestal wordt het bloed een keer per jaar onderzocht.
Bij kinderen of volwassenen die behandeld worden met evrolimus of sirolimus moet ook met regelmaat bloed gecontroleerd worden.

Urineonderzoek
Ook de urine wordt een keer per jaar onderzocht op het voorkomen van eiwit in de urine. Eiwit hoort niet in de urine aanwezig te zijn. Eiwit in de urine geeft aan de nieren beschadigd zijn geraakt.



Oogarts
Kinderen met tubereuze sclerose worden in elke geval een keer onderzocht door oogarts om te kijken of er aanwijzingen zijn voor hamartomen in het netvlies. Wanneer er afwijkingen worden gevonden, worden kinderen een keer per jaar gezien door de oogarts.

TAND checklist
Er bestaat een speciale vragenlijst om gedragsproblemen die kunnen voorkomen bij tubereuze sclerose op te sporen. Er is inmiddels ook ene versie ontwikkelt die kinderen en hun ouders zelf kunnen invullen, de TAND-SQ.

CT longen
Bij volwassen vrouwen wordt geadviseerd elke 5 tot 10 jaar een CT-scan van de longen te maken (HRCT)om te kijken of er aanwijzingen zijn voor het ontstaan van lymfangioleiomyomatosis.

Longfunctie onderzoek
Bij vrouwen vanaf 18 jaar die afwijkingen van de longen hebben of bij vrouwen met luchtwegklachten wordt jaarlijks longfunctieonderzoek gedaan.

Welke behandeling wordt gegeven voor tubereuze sclerose?

Geen genezing
Er bestaat geen behandeling om tubereuze sclerose te genezen. Behandeling zal er op gericht zijn de verschillende symptomen die kunnen voorkomen bij tubereuze sclerose zo goed mogelijk te behandelen.

Expertisepolikliniek
In het Erasmusmc/Sophia kinderziekenhuis in Rotterdam en het UMCU/Wilhelmina kinderziekenhuis in Utrecht zijn speciale expertisepoliklinieken voor kinderen en volwassenen met tubereuze sclerose.

Aanvalsbehandeling epilepsie
De meeste epilepsieaanvallen gaan vanzelf over binnen enkele minuten. Omstanders hoeven dan niets te doen om de aanval te doen stoppen. Het is belangrijk om zo rustig mogelijk te blijven en het kind zo veel mogelijk met rust te laten.
Wanneer een aanval na 5 minuten nog niet vanzelf gestopt is, dan zal vaak geadviseerd worden om medicijnen te geven om een aanval te doen stoppen. De behandelende arts zal altijd aangeven welk tijdstip voor een bepaald kind het beste is. Medicijnen die gebruikt kunnen worden voor het stoppen van een aanval zijn diazepam rectiole (Stesolid®), midazolam neusspray, midazolam rectiole, lorazepam of clonazepam druppels.
Het effect van deze medicijnen ontstaat na enkele minuten. Nadien zal het kind meestal in slaap vallen, soms ook niet.

Behandeling epilepsie
Epileptische aanvallen moeten behandeld worden met medicijnen. Er zijn verschillende medicijnen die gebruikt kunnen worden voor de behandeling van epilepsie. Soms is het zoeken welk medicijn of welke combinatie van medicijnen nodig is om bij uw kind de epileptische aanvallen te behandelen. Behandeling van epilepsie bij tubereuze sclerose kan erg moeilijk zijn. Wanneer jonge kinderen het syndroom van West krijgen, dan is het medicijn vigabatrine vaak succesvol om de epilepsie te onderdrukken. Tegenwoordig is het advies om al te starten met vigabatrine wanneer het EEG afwijkingen laat zien bij jonge kinderen, zonder dat zij nog epilepsieaanvallen hebben gehad. Hiermee wordt de kans op het ontstaan van epilepsie en dan met name op een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie verkleind. Bij 9 van de 10 kinderen met tubereuze sclerose die salaamkrampen hebben is behandeling met vigabatrine in staat om epilepsieaanvallen te voorkomen. Wanneer het niet met vigabatrine lukt om de epilepsie bij jonge kinderen onder controle te krijgen, is tweede keus behandeling een behandeling met prednisondrank of met ACTH.
Bij kinderen ouder dan een jaar kunnen ook andere medicijnen worden goed effect hebben, maar ook bij deze kinderen heeft vigabatrine vaak een goed effect. Nadeel is dat het langer dan 6-8 maanden gebruiken van het medicijnen vigabatrine kan zorgen voor een beschadiging van het netvlies van het oog. Andere medicijnen die vaak gebruikt worden zijn natriumvalproaat (Depakine ®), levetiracetam (Keppra ®), clobazam (Frisium ®), lamotrigine (Lamictal®) en zonisamide (Zonegran®).
Kinderen met tubereuze sclerose met moeilijk behandelbare epilepsie kunnen in aanmerking komen voor epilepsiechirurgie, ook als er sprake is van meerdere tubers.
Bij een deel van de kinderen zal het niet lukken om de epilepsieaanvallen met medicijnen onder controle te krijgen. Er bestaan ook andere behandelingen die een goed effect kunnen hebben op de epilepsie, zoals een ketogeen dieet, een nervus vagusstimulator, of een behandeling met methylprednisolon. Ook een combinatie van deze behandelingen met medicijnen die epilepsie onderdrukken is goed mogelijk. Bij kinderen met tubereuze sclerose kan een behandeling met cannabidiol CBD (25 mg/kg/dag) zorgen voor een afname van het aantal aanvallen

Everolimus
Sinds enkele jaren kunnen kinderen met tubereuze sclerose die veel last hebben van epilepsie of die een SEGA krijgen worden behandeld met het medicijn everolimus. Behandeling met evrolimus kan bij kinderen zorgen voor een afname van de hoeveelheid epilepsieaanvallen (15-40% minder aanvallen), het zorgt zelden (1-5%) dat de epilepsie helemaal verdwijnt. Er wordt nu onderzoek gedaan om te kijken wat het effect is van behandeling met evrolimus bij zeer jonge kinderen (<2 jaar). Bij de kinderen die tot nu toe behandeld zijn met evrolimus had deze behandeling helaas geen effect op het verminderen van leer- of gedragsproblemen. Evrolimus kan bijwerkingen geven zoals aften in de mond, het ontstaan van een steriele longontsteking, het uitblijven van de menstruatie en een verhoging van de cholesterolwaarde in het bloed.
Het is belangrijk om te weten dat inentingen met een levensverzwakt virus (zoals het BMR-vaccin) van invloed zijn op de werking van evrolimus en dat evrolimus de kans op het maken van voldoende afweer op deze inenting kleiner maakt. Daarom wordt geadviseerd deze inentingen voor start van de evrolimus behandeling te geven.

Behandeling SEGA
Zo lang een SEGA niet groeit en geen klachten geeft, is geen behandeling van een SEGA nodig. Wanneer een SEGA groeit of groter is dan 1 cm, zal vaak gekozen worden voor een behandeling. Er zijn twee behandelmogelijkheden voor een SEGA: het verwijderen van een SEGA door middel van een operatie of een behandeling met evrolimus. Per kind zullen de voor- en of nadelen van elke behandeling moeten worden afgewogen om de beste keuze te maken. Er wordt voor een operatie gekozen wanneer de SEGA zorgt voor het ontstaan van een waterhoofd en/of wanneer verwacht wordt dat de SEGA helemaal verwijderd kan worden met de operatie zonder grote operatierisico's. Bij kinderen waarbij de SEGA niet helemaal verwijderd kan worden, waarbij er verwacht wordt dat er duidelijke neurologische problemen ontstaan na de operatie en/of waarbij er sprake is van angiomyolipomen in de nieren die ook behandeling nodig hebben, zal vaak gekozen worden voor een behandeling met evrolimus. Door een behandeling met evrolimus wordt voorkomen dat de SEGA nog groter groeit, bij vier op de tien kinderen wordt de SEGA ook wat kleiner door behandeling met evrolimus, maar bij zes op de tien kinderen is hier geen sprake van.

Waterhoofd
Een waterhoofd kan behandeld worden door de neurochirurg. Wanneer een SEGA de oorzaak is van het ontstaan van een waterhoofd, kan verwijderen van de SEGA voldoende zijn om het waterhoofd te doen verdwijnen. Soms is een drain nodig, een slangetje die overtollig vocht uit de hersenkamers afvoert naar de buikholte of het hart.

Behandeling slaapproblemen
Een vast slaapritueel en een vast slaappatroon kunnen kinderen helpen om beter te kunnen slapen. Het medicijn melatonine kan helpen om beter in slaap te kunnen vallen. Er bestaan ook vormen van melatonine met vertraagde afgifte die ook kunnen helpen om weer in slaap te vallen wanneer kinderen in de nacht wakker worden. Slaapmiddelen worden liever niet gegeven aan kinderen omdat kinderen hier aangewend raken en niet meer zonder deze medicatie kunnen. Soms wordt het medicijn promethazine gebruikt om kinderen beter te kunnen laten slapen. Het is altijd belangrijk om uit te sluiten dat epilepsie de oorzaak is van de slaapproblemen, in geval van epilepsie is epilepsie behandeling nodig.

Tandarts
Kinderen met tubereuze sclerose worden vaak extra gecontroleerd een speciale tandarts die zich gespecialiseerd hebben in de tandheelkundige zorg van kinderen met een ontwikkelingsachterstand omdat dit vaak speciale aanpak en extra tijd vraagt. De tandarts bekijkt of een fluor behandeling nodig is om gaatjes in de tanden en kiezen te voorkomen. Storende putjes in de tanden kunnen opgevuld worden met tandglazuur/composiet. Sommige kinderen hebben een beugel nodig om te zorgen dat de tanden recht in de kaak komen te staan. Een mondhygiëniste kan adviezen geven hoe de mondverzorging het beste kan verlopen.
Verdikte plekken op het tandvlees die vaak bloeden, kunnen weggehaald worden door een kaakchirurg.

Hart
Rhabdomyomen in het hart geven meestal geen symptomen en hebben dan ook geen behandeling nodig. De meeste rhabdomyomen worden vanzelf kleiner. Zelden is een operatie nodig om een rhabdomyoom te verwijderen. Zo'n operatie wordt uitgevoerd door een thoraxchirurg in een gespecialiseerd hartcentrum. Dit wordt alleen gedaan wanneer de bloeddoorstroming in het hart belemmerd worden door het rhabdomyoom. In geval van hartritmestoornissen kunnen medicijnen helpen om de kans op hartritmestoornissen kleiner te maken. Deze behandeling wordt gegeven voor de kindercardioloog.

Angiomyolipomen
Kleine angiomylipomen (kleiner dan 3 cm)hoeven geen behandeling. Met behulp van ECHO-onderzoek zal gekeken worden of deze angiomyolipomen gaan groeien. Wanneer de angiomyolipomen groter worden dan 3 tot 3,5 centimeter wordt in de regel een behandeling aangeraden. Wanneer er meerdere groeiende angiomyolipomen zijn, zal meestal een behandeling met het medicijn evrolimus gegeven worden. Wanneer er slechts een angiomyolipoom is, dan kan dit angiomyolipoom geemboliseerd worden. Via de lies wordt dan een catheter naar de nier toegeleid, waar een bloedvat die het angiomyolipoom van bloed voorziet wordt afgesloten.
Zelden, in geval van een levensbedreigende bloeding, wordt een nier helemaal verwijderd.

Hoge bloeddruk
Nierschade kan zorgen voor een verhoogde bloeddruk. Het is belangrijk de bloeddruk te behandelen om verdergaande nierschade te voorkomen. Meestal wordt de hoge bloeddruk behandeld met een speciale bloedrukverlager die RAAS-remmer wordt genoemd.

Fysiotherapie
Een fysiotherapeut kan ouders tips en adviezen geven hoe ze hun kind zo goed mogelijk kunnen stimuleren om er voor te zorgen dat de ontwikkeling zo optimaal als mogelijk verloopt. Ook kan een fysiotherapeut adviezen geven over tillen en verplaatsen.

Logopedie
Een logopediste kan adviezen geven wanneer er problemen zijn met drinken of eten als gevolg van dit syndroom. Ook kan de logopediste adviezen geven wanneer de spraaktaalontwikkeling later op gang komt, hoe deze ontwikkeling zo goed mogelijk te stimuleren. Communicatie kan ondersteund worden door middel van gebaren of door middel van plaatjes (pictogrammen) of door middel van muziek.

Ergotherapie
Een ergotherapeut kan advies geven over hulpmiddelen die de verzorging van een kindje met een ontwikkelingsachterstand gemakkelijker kan maken. Ook kan de ergotherapeut advies geven over materialen die de ontwikkeling van een kind kunnen stimuleren.

Revalidatiearts
De revalidatiearts coördineert de verschillende behandelingen en vervolgt de ontwikkeling van kinderen met een cerebrale parese. Bij problemen wordt gekeken wat voor oplossing er voor deze problemen te bedenken is. Vaak doet de revalidatiearts dit aan de hand van ICF-Cy model. Er wordt gekeken wat het effect is van de aandoening op de verschillende lichaamsfuncties van het kind, de mogelijkheid om activiteit te ondernemen (bijvoorbeeld eten, aankleden, spelen) en de mogelijkheden om deel te nemen aan het dagelijks leven. De revalidatiearts denkt samen met een team mee welke oplossingen er te bedenken zijn voor een bepaald probleem.
De revalidatiearts geeft ook adviezen voor het juiste onderwijs van het kind. Sommige kinderen gaan naar de school die verbonden is aan het revalidatiecentrum.
Ook voor jongere kinderen bestaan op het revalidatiecentrum vaak groepjes waarin de kinderen gedurende een dagdeel therapie krijgen waarin hun ontwikkeling gestimuleerd wordt.

Dagopvang
Vanaf de leeftijd van 2 jaar kunnen kinderen die niet naar een reguliere kinderdagopvang kunnen, naar een speciale kinderdagopvang toe gaan. Er bestaat speciale therapeutische peutergroepen in revalidatiecentra, of dagopvang in een orthopedagogisch dagcentrum (ODC) of in een medische kinderdagcentrum (MKD). Het hangt van de problemen die het kind ervaart af (zoals epilepsie of gedragsproblemen), welke vorm van dagopvang het meest geschikt is. Aanmelding voor een ODC of een MKD verloopt via de gemeente (vaak cia het centrum jeugd en gezin, via het jeugdteam of via het sociaal wijkteam). Aanmelding voor een therapeutische peutergroep in een revalidatiecentrum verloopt via de revalidatiearts.

School
Een deel van de kinderen kan regulier onderwijs volgen met extra ondersteuning. Een ander deel van de kinderen gaat naar het speciaal onderwijs waar de klassen kleiner zijn en er meer ondersteuning is om kinderen in hun eigen leertempo vooruit te laten gaan. Vaak hebben kinderen hebben kinderen meer oefening en meer herhaling nodig om een vaardigheid te leren. Epilepsie is een stoorzender die het proces van leren en onthouden verstoort.
Het LWOE kan leerkrachten adviezen geven hoe kinderen met epilepsie op school het beste begeleid kunnen worden.

Gedragsproblemen
Bij gedragsproblemen worden eerste adviezen gegeven hoe zo goed mogelijk om te gaan met gedragsproblemen. Zorgen voor voldoende rust en ontspanning, regelmaat en structuur in de dag met voorspelbaarheid en voorkomen van overprikkeling kunnen helpen om kinderen beter in hun vel te laten zitten. Hiervoor kunt u ondersteuning krijgen van bureau jeugdzorg, stichting MEE of andere instellingen. Wanneer het met deze instanties niet lukt om de gedragsproblemen goed te behandelen, kan het centrum voor consultatie en expertise (CCE) advies geven.

Orthopedagoog
Een orthopedagoog kan adviezen geven hoe ouders hun kinderen kunnen helpen bij frustratie, boosheid en driftbuien. Het zorgen voor andere manieren van communiceren dan praten (plaatjes, gebaren, spraakcomputer) kan helpen om frustratie te verminderen. Ook door middel van spel of tekenen kunnen kinderen leren hun emoties te uiten (speltherapie). Er bestaan speciale manier van aanpak zoals de ABA-methode (aplied behaviour analysis) en de triple C-methode (client, coach en competentie) die kijken hoe kinderen met autisme of een verstandelijke beperking het beste benaderd of ondersteund kunnen worden zodat zij gedrag kunnen laten zien die een positieve ervaring oplevert voor iedereen.

Kinder- en jeugdpsychiater
Een kinder-en jeugdpsychiater kan advies geven hoe om te gaan met gedragsproblemen zoals ADHD en/of autisme. Soms is het nodig om gedragsregulerende medicatie zoals methylfenidaat voor ADHD of risperidon of aripiprazol voor autisme te geven. Ook bestaan er medicijnen die gebruikt kunnen worden bij kinderen met een depressie. Per kind moeten de eventuele voordelen van het gebruik van deze medicijnen worden afgewogen tegen de nadelen ervan. Wanneer uw kind het lastig vindt om medicijnen in te nemen, vindt u hier tips voor innemen medicijnen.

Huid
Er bestaat speciale zalf die sirolimus bevat (0,1%) en die bultjes op de huid (angiofibromen) kleiner kan maken. Deze zalf wordt speciaal gemaakt door de apotheek van het UMCU. Helaas wordt deze zal meestal niet vergoed door de ziektenkostenverzekeraar. Met behulp van lichtbruine creme kunnen de plekjes minder zichtbaar gemaakt worden.
Ook bestaat er een mogelijkheid om door middel van laserbehandeling of dermabrasie de angiofibromen minder zichtbaar te maken na de leeftijd van 8-10 jaar.
Wanneer nagelfibromen regelmatig bloeden kunnen deze door middel van een operatie weg gehaald worden door een chirurg of een huidarts.

Anticonceptie
Het is voor jongeren met tubereuze sclerose beter om geen pil met daarin oestrogenen te gebruiken. De oestrogenen kunnen namelijk zorgen voor toename van de longafwijkingen. Het is daarom beter om naar vormen van anticonceptie te kijken waarin alleen progrestagenen zitten.

Financiële kant van zorg voor een kind met een beperking
De zorg voor een kind met een beperking brengt vaak extra kosten met zich mee. Er bestaan verschillende wetten die zorg voor kinderen met een beperking vergoeden.
Daarnaast bestaan regelingen waar ouders een beroep op kunnen doen, om een tegemoetkoming te krijgen voor deze extra kosten. Meer informatie hierover vindt u in de folder financiën kind met een beperking.

Wat kun je als ouder zelf doen om de ontwikkeling van je kind optimaal te laten verlopen?
Bedenk dat wanneer je samen met je kind speelt, stoeit, danst, zingt, kletst, lacht en/of boekjes leest, dit ook allemaal manieren zijn waarop je kind zijn of haar hersenen traint om stappen voorwaarts te maken in de ontwikkeling. Het is dus niet zo dat alleen momenten van therapie, momenten van training zijn, wat veel ouders denken. Het is daarnaast goed om inspanning af te wisselen met ontspanning, dit is nodig om het geleerde te laten opslaan in de hersenen. De hele dag door training zonder rustmomenten, werkt juist averechts.
Daarnaast is het van onschatbare waarde je kind laten voelen dat je van hem of haar houdt, dat hij/zij geliefd is en zich mag ontwikkelen in een tempo die bij hem of haar past. Dit is extra van belang voor kinderen die zich anders ontwikkelen dan de "norm". "Goed zijn zoals je bent en gesteund te worden door mensen die van je houden is, heel belangrijk voor de ontwikkeling van een kind. Juist de ouders en de andere kinderen in het gezin die dichtbij het kind staan zijn daarin heel belangrijk om het kind daarin dit gevoel te geven. Het is goed dat ouders beseffen wat de waarde hiervan is voor het kind en welke rol zij hierin hebben.
Ook is het belangrijk om te bedenken wat goed voelt voor jullie als gezin en voor jou als ouder en waar jullie energie uithalen. Zorg ervoor dat er bewust ruimte is voor momenten die dit goede gevoel geven. Tot slot is het belangrijk dat je als ouders ook goed voor jezelf zorgt, de zorg voor een kind die zich anders ontwikkelt vraagt nog meer van ouders dan de zorg voor een kind die zich zonder problemen ontwikkelt. Het is goed om voor jezelf te zorgen of te laten zorgen, zodat je als ouder ook de energie houdt, om jouw kind te blijven begeleiden op een manier die bij jou past. Besef dat bij opvoeden hoort om te leren los laten. Veel ouders vinden dit lastig, zeker wanneer hun kind zich anders ontwikkelt dan andere kinderen. Maar het kan toch nodig zijn een deel van de zorg op bepaalde momenten uit handen te geven, ook als die ander het anders doet dan jij, je kind leert van deze verschillen en het geeft jou de mogelijk om zelf uit te rusten of nieuwe energie op te doen.

Wat kun je als gezin zelf doen om om te gaan met het hebben van een aandoening bij een gezinslid?
Als gezin van een kind waarbij er sprake is van een aandoening, is het goed om te zorgen dat jullie in de je kracht komen staan. Het is goed om te beseffen over welke denk-, emotionele-, innerlijke- en fysieke kracht jullie als gezin beschikken en hoe jullie deze kracht kunnen inzetten om goed voor ieder lid van het gezin te zorgen. Bekijk wat bij jullie als gezin past. Bekijk wat je kunt doen (of kunt laten) om deze kracht zo optimaal mogelijk in te zetten. En bedenk ook dat ieder lid van het gezin verschillende kwaliteiten heeft waarmee jullie elkaar kunnen aanvullen en kunnen versterken.

Onderzoek
Er wordt onderzoek gedaan naar nieuwe behandelvormen die het beloop van de aandoening tubereuze sclerose minder ernstig kunnen laten verlopen. Zo wordt er onderzoek gedaan naar het effect van het medicijn bumetanide op gedragsproblemen bij kinderen met tubereuze sclerose.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan begeleiding geven hoe het hebben van deze aandoening een plaats kan krijgen in het dagelijks leven. Het kost vaak tijd voor ouders om te verwerken dat de toekomstverwachtingen van hun kind er anders uit zien dan mogelijk verwacht is. Ook vinden veel ouders het vaak lastig hoe zij hun tijd en aandacht moeten verdelen tussen het kind met de beperking en andere kinderen in het gezin. In de folder aandacht en tijd voor brussen vindt u tips die u hierbij kunnen helpen.

Contact met andere ouders
Door het plaatsen van een oproep op het forum van deze site kunt u proberen in contact te komen met andere kinderen en hun ouders met tubereuze sclerose.

Wat betekent het hebben van tubereuze sclerose voor de toekomst?

Blijvende problemen
Kinderen die een ontwikkelingsachterstand hebben als gevolg van tubereuze sclerose, blijven deze problemen vaak houden op volwassen leeftijd. Jong volwassenen kunnen dan de hulp van anderen nodig hebben om te kunnen functioneren.

Ontwikkelingsmogelijkheden
Ouders willen vaak graag weten welke ontwikkelingsmogelijkheden hun kind heeft wanneer er sprake is van een verstandelijke beperking en of hun kind later in staat zal zijn een zelfstandig leven te leiden. Dit is heel moeilijk te voorspellen, zeker wanneer kinderen nog jong zijn, maar ook wanneer kinderen ouder zijn. Een van de factoren die een rol speelt bij de ontwikkelingsmogelijkheden is het IQ van het kind, maar daarnaast spelen ook andere factoren, zoals het wel of niet hebben van ADHD een rol. Het IQ zegt dus zeker niet alles, maar kan wel een bepaalde richting aangeven welke ontwikkelingsmogelijkheden reeel zijn om te verwachten. Dit is overigens wel een gemiddelde verwachting en dat betekent dat er altijd kinderen zijn die deze verwachting zullen behalen, maar dat dit voor anderen toch niet het geval blijkt te zijn of dat er juist meer ontwikkelingsmogelijkheden zijn dan er op grond van het IQ werd verwacht. Het blijft dus belangrijk naar het kind zelf te kijken en te bedenken dat pas op een bepaalde leeftijd duidelijk zal zijn wat het kind uiteindelijk allemaal in staat zal zijn om te leren.

Transitie van zorg
Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar wordt de zorg vaak overgedragen van kinderspecialisten naar specialisten die de zorg aan volwassenen geven. Het is belangrijk om tijdig hierover na te denken. Is er behoefte de zorg over te dragen naar specialisten voor volwassenen of kan de huisarts de zorg leveren die nodig is.En als er behoefte is aan overdragen van de zorg naar specialisten voor volwassenen, naar welke dokter(s) wordt de zorg dan overgedragen? In welk ziekenhuis kan de zorg het beste geleverd worden. Het proces van overdragen van de zorg wordt transitie genoemd. Het is belangrijk hier tijdig over na te denken en een plan voor te maken samen met de dokters die betrokken zijn bij de zorg op de kinderleeftijd.
Ook is het belangrijk om te gaan werken aan zelfstandigheid van de jongere. Op de kinderleeftijd zorgen ouders dat de zorg rondom de jongere goed geregeld wordt, op volwassen leeftijd wordt dit steeds meer van de jongeren zelf verwacht. Het is goed om tijdig na te gaan op welke vlakken de jongere al zelfstandig is en op welke vlakken er getraind moet worden voor meer zelfstandigheid. De groeiwijzer kan hierin behulpzaam zijn.
Ook verandert er veel in de zorg wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. Voor meer informatie over deze veranderingen verwijzing wij u naar het artikel veranderingen in de zorg 18+.

Arts VG
Een Arts VG is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De Arts VG richt zich op het voorkomen, behandelen en beperken van lichamelijke en psychische problemen die te maken hebben met een verstandelijke of lichamelijke beperking. De Arts VG werkt hiervoor samen met de huisarts, de medische specialist, de gedragsdeskundige en/of andere therapeuten (zoals een fysiotherapeut of een logopedist). Er zijn steeds meer poliklinieken in Nederland waar een Arts VG werken en waar kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking terecht kunnen met hun hulpvragen die te maken hebben met hun beperking. Daarnaast werken Artsen VG ook in instellingen en zijn ze betrokken bij gespecialiseerde kinderdagcentra. Op de website van de VGN is een lijst met poliklinieken te vinden waar Artsen VG werken.

Niet roken
Het wordt iedereen, maar zeker mensen met tubereuze sclerose afgeraden om te roken. Roken verhoogt de kans op het krijgen van longproblemen en/of nierproblemen.

Nieren
Op volwassen leeftijd kunnen bestaande angiomyolipomen gaan groeien. Het is belangrijk te grootte angiomyolipomen te behandelen, omdat er anders een bloeding in een angiomyolipoom kan ontstaan. Een op de veertig volwassenen ontwikkelt een tumor in de nier: een niercelcarcinoom.

Hoge bloeddruk
Schade aan de nieren als gevolg van tubereuze sclerose kan zorgen voor het ontstaan van een hoge bloeddruk. Een hoge bloeddruk verhoogte de kans op verder gaande nierschade.

Longen
Vier op de tien vrouwen krijgen op een moment tijdens de volwassen leeftijd te maken met longproblemen: lymfangioleiomyomatosis ook wel LAM genoemd. Een op de vijf vrouwen heeft hiervan klachten, zoals kortademigheid bij inspanning, een piepende ademhaling of hoesten. Ook bestaat er een verhoogde kans op het krijgen van een klaplong. Lymfangioleiomyomatosis kan behandeld worden met sirolimus (ook een mTOR-remmer). Zelden is een operatie nodig om een deel van de long weg te halen.
Volwassenen met LAM is een licht verhoogde kans op het ontstaan van een heldercellige longtumor.

Lever
Zelden is een operatie nodig om angiomyolipomen in de lever weg te halen. Dit wordt alleen gedaan wanneer de angiomyolipomen daar steeds groter worden.

Levensverwachting
De levensverwachting van kinderen en volwassenen met tubereuze sclerose hangt sterk samen met de klachten die worden veroorzaakt door tubereuze sclerose De levensverwachting kan worden verkort als gevolg van een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie, een bloeding uit een angiomyolipoom of als gevolg van het krijgen van een tumor.

Kinderen krijgen
Volwassenen met tubereuze sclerose kunnen kinderen krijgen. Deze kinderen hebben dan zelf 50% kans om ook tubereuze sclerose te krijgen. Kinderen van een volwassene met tubereuze sclerose kunnen evenveel, maar ook minder of juist meer klachten krijgen dan hun ouders. Dit valt van te voren niet te voorspellen. Een klinisch geneticus kan hier meer informatie over geven.
Aan vrouwen met tubereuze sclerose wordt geadviseerd voordat zij zwanger willen worden een afspraak te maken met de gynaecoloog en de zwangerschap te laten controleren door de gynaecoloog. Wanneer blijkt dat de vrouw zwanger is van een kind die zelf ook tubereuze sclerose heeft, dan is het advies om te bevallen in een ziekenhuis waar een kindercardioloog en kinderneuroloog aanwezig zijn. Medicijnen zoals evrolimus en sirolimus kunnen van invloed zijn op de kans om zwanger te worden (bij zowel mannen als vrouwen) en om een doorgaande zwangerschap te behouden. Het is daarom belangrijk om bij zwangerschapswens dit tijdig te bespreken met de behandelend arts, zodat een goed plan gemaakt kan worden hoe om te gaan met deze medicijnen. Geadviseerd wordt deze medicijnen bij zowel vrouwen als mannen minstens 6 maanden voordat een zwangerschap ontstaat te staken. Dit moet uiteraard in overleg met de behandelend arts gaan, omdat staken van deze medicijnen ook gezondheidsrisico's voor een man of een vrouw kan geven.
Indien de volwassene geen kinderen wil of kan krijgen, zal nagedacht moeten worden over anticonceptie, waarover u in deze folder meer informatie vindt.

Hebben broertjes en zusjes een vergrote kans om tubereuze sclerose te krijgen?

Dit hangt er vanaf of een van de ouders ook zelf tubereuze sclerose heeft. Wanneer een van de ouders dit zelf ook heeft, dan hebben broertjes en zusjes 50% kans om zelf ook tubereuze sclerose te krijgen. Broertjes of zusjes kunnen evenveel klachten krijgen, maar even zo goed veel minder of juist veel meer klachten. Dit valt van te voren niet te voorspellen.
Wanneer de ouders zelf geen tubereuze sclerose hebben dan is de kans erg klein dat een broertje of zusje ook tubereuze sclerose gaat krijgen. Dit zou alleen kunnen als het foutje in de eicellen of zaadcellen aanwezig is, zonder dat het in de andere lichaamscellen van de ouder aanwezig is. Dit wordt ouderlijk mocaisisme genoemd. De kans hierop is klein.
Een klinisch geneticus kan hier meer informatie over geven.

Familiebrief
Het hebben van een genetische aandoening kan soms ook consequenties hebben voor andere familieleden dan alleen de jongere en zijn gezin. Er kan een kans bestaan dat deze aandoening bij meerdere familieleden voorkomt. Een klinisch geneticus maakt meestal een familiebrief. Hierin wordt uitgelegd wat de aandoening inhoudt, waar meer informatie te vinden is over de aandoening en waarin vermeld staat of familieleden een verhoogde kans hebben om ook zelf deze aandoening te hebben. Met deze brief kunnen familieleden die dat willen via de huisarts verwezen worden naar een klinisch geneticus.

Prenatale diagnostiek
Wanneer in een familie bekend is dat er sprake is van een fout in het TSC1 of TSC2-gen dan kan tijdens een volgende zwangerschap door middel van een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie gekeken worden of dit kindje ook deze verandering in het erfelijk materiaal heeft. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie).De uitslag van deze onderzoeken duurt twee weken. Voor prenatale diagnostiek kan een zwangere de 8ste week verwezen worden door de huisarts of verloskundige naar een afdeling klinische genetica. 

Preïmplantatie Genetische Test (PGT)
Stellen die eerder een kindje hebben gehad met tubereuze sclerose kunnen naast prenatale diagnostiek ook in aanmerking voor een preïmplantatie genetische test (PGT.) Bij PGT wordt een vrouw zwanger door middel van IVF (In Vitro Fertilisatie). De bevruchting vindt dan buiten het lichaam plaats, waardoor het zo ontstane pre-embryo onderzocht kan worden op het hebben van tubereuze sclerose. Alleen embryo’s zonder de aanleg voor tubereuze sclerose, komen in aanmerking voor terugplaatsing in de baarmoeder. Voor meer informatie zie www.pgtnederland.nl.

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Links

www.stsn.nl
(Stichting tubereuze sclerose Nederland)
www.erfelijkheid.nl
(site met informatie over erfelijke aandoeningen)

Referenties

  1. TOR inhibitor therapy as a disease modifying therapy for tuberous sclerosis complex. Franz DN, Krueger DA. Am J Med Genet C Semin Med Genet. 2018;178:365-373
  2. Current concepts on epilepsy management in tuberous sclerosis complex. Canevini MP, Kotulska-Jozwiak K, Curatolo P, La Briola F, Peron A, Słowińska M, Strzelecka J, Vignoli A, Jóźwiak S. Am J Med Genet C Semin Med Genet. 2018;178:299-308
  3. Management of epilepsy associated with tuberous sclerosis complex: Updated clinical recommendations. Curatolo P, Nabbout R, Lagae L, Aronica E, Ferreira JC, Feucht M, Hertzberg C, Jansen AC, Jansen F, Kotulska K, Moavero R, O'Callaghan F, Papavasiliou A, Tzadok M, Jóźwiak S. Eur J Paediatr Neurol. 2018;22:738-748.
  4. Tuberous sclerosis complex: new insights into clinical and therapeutic approach. Volpi A, Sala G, Lesma E, Labriola F, Righetti M, Alfano RM, Cozzolino M. J Nephrol. 2019;32:355-36
  5. A randomized controlled trial with everolimus for IQ and autism in tuberous sclerosis complex. Overwater IE, Rietman AB, Mous SE, Bindels-de Heus K, Rizopoulos D, Ten Hoopen LW, van der Vaart T, Jansen FE, Elgersma Y, Moll HA, de Wit MY; ENCORE Expertise Centre for Neurodevelopmental Disorders. Neurology. 2019;93:e200-e209.
  6. Prevention of Epilepsy in Infants with Tuberous Sclerosis Complex in the EPISTOP Trial. Kotulska K, Kwiatkowski DJ, Curatolo P, Weschke B, Riney K, Jansen F, Feucht M, Krsek P, Nabbout R, Jansen AC, Wojdan K, Sijko K, Głowacka-Walas J, Borkowska J, Sadowski K, Domańska-Pakieła D, Moavero R, Hertzberg C, Hulshof H, Scholl T, Benova B, Aronica E, de Ridder J, Lagae L, Jóźwiak S; EPISTOP Investigators. Ann Neurol. 2021;89:304-314
  7. Add-on Cannabidiol Treatment for Drug-Resistant Seizures in Tuberous Sclerosis Complex: A Placebo-Controlled Randomized Clinical Trial. Thiele EA, Bebin EM, Bhathal H, Jansen FE, Kotulska K, Lawson JA, O'Callaghan FJ, Wong M, Sahebkar F, Checketts D, Knappertz V; GWPCARE6 Study Group. JAMA Neurol. 2021;78:285-292
  8. Tuberous Sclerosis Complex: Genetic counselling and perinatal follow-up. Touraine R, Hauet Q, Harzallah I, Baruteau AE. Arch Pediatr. 2022;29:5S3-5S7
  9. Advances in the genetics and neuropathology of tuberous sclerosis complex: edging closer to targeted therapy. Curatolo P, Specchio N, Aronica E. Lancet Neurol. 2022;21:843-856

Auteur: JH Schieving

Laatst bijgewerkt: 26 april 2023 voorheen: 9 mei 2022, 28 december 2021, 27 juni 2021, 12 juni 2019 en 2017