Wat zijn monoclonale antistoffen?
Een nieuwe categorie medicijnen die gebruikt wordt bij de behandeling van kanker zijn monoclonale antistoffen.
Antistoffen zijn stofjes die ons lichaam bijvoorbeeld aanmaakt wanneer er we last hebben van een virus of een bacterie en die in staat zijn om dit virus, deze bacterie kapot te maken. Er kunnen ook antistoffen gemaakt worden die gericht zijn tegen kankercellen.
De term monoclonaal geeft aan dat alle antistoffen allemaal hetzelfde zijn.
Het is een vorm van behandeling die ook wel immunotherapie wordt genoemd. Deze term geeft aan dat er gebruikt gemaakt wordt van de immuunreactie van het lichaam.
Een ander woord wat ook wel gebruikt wordt is targeted therapie. De term targeted is een Engelse term en geeft aan dat het een therapie is die heel gericht is op een specifieke cel in het lichaam, in dit geval een kankercel.
Hoe werken monoclonale antistoffen
Antistoffen zijn stofjes die ons lichaam bijvoorbeeld aanmaakt wanneer er we last hebben van een virus of een bacterie. Deze antistoffen passen als vaak als een puzzelstukje precies in een bepaald onderdeel van een bacterie of een virus. Wanneer er een verbinding is ontstaan tussen de antistof en het virus, dan kan de antistof het virus kapot maken. Er zijn ook antistoffen ontwikkelt die precies passen op een onderdeel van een kankercel. Wanneer de antistof een verbinding krijgt met de kankercel, dan kan de antistof de kankercel kapot maken, net als antistoffen in staat zijn om bacteriën en virussen op te ruimen.
Welke monoclonale antistoffen zijn er?
Er bestaan verschillende monoclonale antistoffen. Elke stofje is tegen een bepaald onderdeel van een kankercel gericht.
Bekende monoclonale antistoffen zijn:
- Alemtuzumab (MabCampath ®)
- Bevacuzimab (Avastin®)
- Catumaxomab (Removab ®)
- Cetuximab (Erbitux®)
- Ibritumomab tiuxetan (Zevalin ®)
- Ipilimumab (Yervoy®)
- Ofatumumab (Arzerra®)
- Panitumumab (Vectibix®)
- Rituximab (MabThera®)
- Trastuzumab (Herceptin ®)
Monoclonale antistoffen zijn gericht tegen een bepaald onderdeel van een kankercel. Zo’n onderdeel van de kankercel wordt een antigeen genoemd.
In onderstaande tabel staat aangegeven tegen welk onderdeel van een kankercel (dus welk antigeen) deze monoclonale antistof gericht is. Soms is dit een onderdeel wat heel specifiek bij een bepaald type kankercel voorkomt (zoals HER2 bij borstkanker), andere onderdelen worden op veel meer verschillende type kankercellen aangetroffen (zoals VEGF)
Monoclonale antistof |
Gericht tegen |
Alemtuzumab |
CD52-antigeen |
Bevacuzimab |
Vascular Endothelian Growth Factor (VEGF) |
Catumaxomab |
EpCAM en CD3-antigeen |
Cetuximab |
EGFR |
Ibritumomab tiuxetan
|
CD20-antigeen |
Ipilimumab
|
CTLA-4 |
Ofatumumab |
CD20-antigeen |
Panitumumab
|
EGFR |
Rituximab |
CD20-antigeen |
Trastuzumab
|
HER2 |
Kunnen monoclonale antistoffen altijd worden toegepast bij de behandeling van kanker?
Nee, het is niet altijd mogelijk om monoclonale antistoffen toe te passen bij de behandeling van kanker. Ten eerste moet er op de kankercel een kenmerk (antigeen) zitten wat heel kenmerkend is voor deze kankercel en het liefst niet of bijna niet op andere gezonde lichaamscellen voorkomt. Anders worden de gezonde lichaamscellen die ook dit kenmerk (antigeen) bevatten ook opgeruimd door de monoclonale antistoffen.
Ten tweede moeten de monoclonale antistoffen ook op de plaats van de tumor kunnen aankomen en in de hele tumor kunnen doordringen. De hersenen zijn afgescheiden van het bloed door een zogenaamde bloedhersenbarrière. Niet zomaar alle stofjes kunnen over deze bloedhersenbarrière heen gaan. Wanneer een medicijn niet over de bloedhersenbarrière heen komt, kan het ook niet in de hersenen zijn werk doen.
Ook tumoren die weinig doorbloed worden, zijn vaak niet geschikt voor deze behandeling, omdat de monoclonale antistof dan niet aankomt bij alle kankercellen, maar alleen bij dat deel wat voorzien wordt van bloed.
Behandeling met monoclonale antilichamen is daarom vaak niet de eerste behandeling die ingezet wordt wanneer ontdekt is dat iemand kanker heeft, maar het wordt vaak gebruikt als de eerste behandeling niet het gewenste effect heeft.
Bij welk type kanker worden monoclonale antistoffen gebruikt?
Monoclonale antistoffen worden gebruikt bij verschillende type kankers en er komen telkens weer nieuwe kankers bij die ook met monoclonale antistoffen behandeld kunnen worden.
Monoclonale antistoffen worden veel gebruikt bij de behandeling van verschillende vormen van leukemie. Andere vormen van kanker waarbij monoclonale antistoffen gebruikt worden zijn melanomen, borstkanker, nierkanker, darmkanker, longkanker, eierstokkanker. Wel moeten de kankercellen dan het specifieke onderdeel op hun cellen hebben waar de antistof tegen gericht is. Dit kan in het laboratorium worden getest. Als dit specifieke onderdeel niet op de kankercel aanwezig is, dan heeft het ook geen zin om deze behandeling te gaan geven.
Vaak wordt er ook onderzoek gedaan naar andere vormen van kanker om te kijken of het medicijn daar ook effect voor kan hebben.
Omdat de ontwikkelingen zo snel gaan, zal onderstaande tabel nooit volledig kunnen zijn, maar het geeft wel een indruk bij welk type kanker, welke antistof gebruikt wordt.
Monoclonale antistof |
Gebruikt bij behandeling van |
Alemtuzumab |
Chronische Lymfatische Leukemie (CLL) |
Bevacuzimab |
Borstkanker, Dikke Darmkanker, Longkanker, Nierkanker, Eierstokkanker |
Catumaxomab |
Maligne Ascites |
Cetuximab |
Dikke darmkanker en kanker (plaveiselcelcarcinoom ) van hoofd en hals |
Ibritumomab tiuxetan
|
Non-Hodgkin lymfoom |
Ipilimumab
|
Melanoom |
Ofatumumab |
Chronische Lymfatische Leukemie (CLL) |
Panitumumab
|
Dikke darmkanker |
Rituximab |
Non-Hodgkin lymfoom, Chronische Lymfatische Leukemie (CLL) |
Trastuzumab
|
Borstkanker, maagkanker |
Hoe worden monoclonale antistoffen toegediend?
Monoclonale antistoffen worden meestal toegediend via een infuus. Dit komt omdat monoclonale antistoffen eiwitten zijn. De maag is gewend om eiwitten af te breken tot kleinere brokjes.
Wanneer een monoclonale antistof als tablet of als drankje zou worden gegeven, dan zou het medicijn al onwerkzaam worden gemaakt in de maag.
Daarom wordt het via een infuus gegeven, zodat het medicijn rechtstreeks in de bloedbaan terecht komt. Meestal wordt dit infuus eens in de zoveel weken gegeven.
Hebben monoclonale antistoffen ook bijwerkingen?
Ja, ook een behandeling met monoclonale antistoffen geeft bijwerkingen. Dit komt omdat het bijna onmogelijk is om een antistof te maken tegen een onderdeel van een kankercel, die helemaal niet op de gezonde lichaamscellen voorkomt. Bijna altijd zijn er wel gezonde lichaamscellen die ook dit onderdeel op hun cel hebben. Ook deze cellen worden opgeruimd door de antistoffen, waardoor bijwerkingen ontstaan.
Per middel kunnen de bijwerkingen verschillend zijn. Het is onmogelijk om hier alle mogelijke bijwerkingen op te noemen. Veel voorkomende bijwerkingen zijn misselijkheid en braken, diarree of juist verstopping, verhoogde gevoeligheid voor infecties, een tekort aan rode bloedcellen en bloedplaatjes, bloedingen, huidreacties, oogontsteking, benauwdheid, griepachtige gevoelens en vermoeidheid.
Er zal dus per patiënt goed gekeken moeten worden welk effect bereikt kan worden met deze medicijnen en wat de mogelijke bijwerkingen kunnen zijn van dit medicijn.
Welke andere aandoeningen worden ook behandeld met monoclonale antistoffen?
Er zijn ook andere aandoeningen die behandeld worden met monoclonale antistoffen, zoals bijvoorbeeld auto-immuunziekten. Bij deze ziektes is het immuunsysteem van het lichaam onbedoeld veel te actief en worden lichaamseigen cellen aangevallen en opgeruimd. Deze overactieve reactie van het immuunsysteem kan een halt toegeroepen worden met monoclonale antistoffen. Een voorbeeld van zo’n ziekte is reuma, Ideopatische trombocytopenische purpura (ITP) en SLE.
Auteur: JH Schieving
Laatst bijgewerkt: 1 juli 2013