Ziektebeelden Syndromen KBG-syndroom

Wat is het KBG- syndroom?

Het KBG-syndroom is een erfelijke aangeboren aandoening waarbij kinderen een ontwikkelingsachterstand hebben in combinatie met specifieke uiterlijke kenmerken zoals grote brede voortanden.

Hoe wordt het KBG-syndroom ook wel genoemd?

Het KBG-syndroom wordt soms ook het K.B.G. syndroom genoemd. Het syndroom is namelijk genoemd naar de eerste 3 patiënten beschreven zijn met dit syndroom en waarvan de letters van hun namen begonnen met de letters K, B en G. Het wordt ook wel afgekort met de letters KBGS.

Hermann-Pallister syndroom
Soms wordt ook gesproken van het Hermann-Pallister syndroom genoemd naar twee artsen die dit syndroom voor het eerst beschreven hebben.

16q24.3 deletie syndroom
Een deel van de kinderen mist een stukje van chromosoom 16 waarop het ANKRD11-gen ligt. Dit wordt het 16q24.3 deletie syndroom genoemd. Deze kinderen hebben ook de kenmerken van het KBG-syndroom. Vaak hebben deze kinderen daarnaast nog andere symptomen, omdat zij meer erfelijke materiaal missen dan alleen het ANKRD11-gen.

Hoe vaak komt het KBG-syndroom voor bij kinderen?

Het is niet goed bekend hoe vaak het KBG-syndroom bij kinderen voorkomt. Het is een zeldzame aandoening die ook niet gemakkelijk herkend wordt. Waarschijnlijk is bij een deel van de kinderen die het KBG-syndroom hebben, de juiste diagnose ook niet gesteld. Pas onlangs is het foutje in het erfelijk materiaal wat verantwoordelijk is voor dit syndroom ontdekt.
Door nieuwe genetische technieken zal deze diagnose waarschijnlijk vaker gesteld gaan worden.

Bij wie komt het KBG-syndroom voor?

Het KBG-syndroom is al voor de geboorte aanwezig. Het kan wel enige tijd duren voordat duidelijk is dat er sprake is van het KBG-syndroom.
Zowel jongens als meisjes kunnen dit KBG syndroom krijgen. Meisjes blijken om onduidelijke reden vaak minder klachten te hebben dan jongens. Daarom is bij meer jongens deze diagnose gesteld dan bij meisjes, maar dit komt waarschijnlijk omdat de meisjes niet getest zijn op het voorkomen van dit syndroom.

Wat is de oorzaak van het KBG-syndroom?

Fout in het erfelijk materiaal
Het KBG-syndroom wordt veroorzaakt door een fout in het erfelijk materiaal van het 16e-chromosoom (om preciezer te zijn op 16q24.3). De plaats van dit foutje wordt het ANKRD11-gen genoemd. Kinderen die een groot stuk van chromosoom 16 op de plaats van 16q24.3 missen hebben vaak meer klachten dan kinderen die een kleine verandering in het erfelijk materiaal van chromosoom 16 hebben.

Autosomaal dominant
Het foutje in het ANKRD11-gen is een zogenaamd autosomaal dominant overervend fout. Dit houdt in dat een kind al klachten krijgt wanneer een van de twee chromosomen 16 deze fout bevat.
Dit in tegenstelling tot een autosomaal recessieve aandoening. Hierbij krijgen kinderen pas klachten wanneer beide chromosomen een foutje bevatten op dezelfde plaats.

Bij het kind zelf ontstaan
Bij een groot deel van de kinderen is het foutje in het ANKRD11-gen bij het kind zelf ontstaan na de bevruchting van de eicel met de zaadcel en niet overgeërfd van een van de ouders. Dit wordt ook wel de novo genoemd, wat nieuw ontstaan bij het kind betekent.

Overgeërfd van een ouder
Een klein deel van de kinderen heeft het foutje in het ANKRD11geërfd van een van de ouders die dan zelf ook het KBG-syndroom heeft. Meestal gaat dit om de moeder, omdat vrouwen minder klachten hebben als gevolg van het KBG-syndroom dan mannen.

Afwijkend eiwit
Als gevolg van de verandering in het erfelijk materiaal zal een bepaald eiwit, het Ankrine Repeating Domain- Containg Protein 11 eiwit (afgekort als ANKRD11-eiwit), niet goed aangemaakt worden. Dit eiwit speelt een belangrijke rol bij het regelen van het wel of niet aflezen van het DNA. Het ANKRD-11 eiwit zorgt er voor dat andere eiwitten, histone deacetylase complex eiwitten genoemd actief worden. Hierdoor wordt een signaal door gegeven dat het DNA niet langer afgelezen moet worden. Wanneer dit eiwit ontbreekt, wordt het DNA veel te lang afgelezen.
In het DNA staat beschreven hoe de hersenen moeten worden aangelegd. Door de fout in het ANKRD-11 gen wordt het DNA veel te lang afgelezen, waardoor de aansturing van de aanleg van de hersenen op een verkeerde manier verloopt. Hierdoor functioneren de hersenen minder effectief dan gebruikelijk.

Wat zijn de symptomen van het KBG-syndroom?

Variatie
Er bestaat een grote variatie in hoeveelheid en in ernst van de symptomen die verschillende kinderen met het KBG-syndroom hebben.

Zwangerschap en bevalling
Meestal zijn er geen bijzonderheden tijdens de zwangerschap of tijdens de bevalling. De meeste kinderen met dit syndroom hebben een normaal of wat lager geboortegewicht. Wel heeft een deel van de kinderen al een kleinere lengte vanaf de geboorte.

Lage spierspanning
Kinderen met het KBG-syndroom hebben een lage spanning in hun spieren. Ze voelen daarom slapper aan en moeten goed gesteund worden wanneer ze opgetild worden. Door de slappere spieren is het moeilijk om het hoofdje op te tillen en verloopt de ontwikkeling van kinderen met het KBG- syndroom ook langzamer. Ook kunnen de gewrichten gemakkelijk overstrekt worden door de lagere spierspanning. Veel kinderen hebben platvoetjes.

Fontanel
De voorste fontanel (de ruimte tussen de schedelbotten boven op het hoofd van een baby) blijft bij kinderen met het KBG-syndroom vaak langer open dan bij kinderen zonder het KBG-syndroom.

Problemen met drinken
Baby’s met het KBG-syndroom hebben vaak problemen met drinken. Ze pakken de borst of speen niet goed, drinken onregelmatig en stoppen snel met drinken. Het kost vaak veel tijd om baby’s met dit syndroom de borst of de fles te geven. Met het ouder worden, verloopt het eten en drinken wel beter. Ook spugen baby's met het KBG-syndroom gemakkelijker.

Ontwikkelingsachterstand
Kinderen met het KBG-syndroom ontwikkelen zich langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan later rollen, zitten, staan en lopen dan hun leeftijdsgenoten. De meeste kinderen leren het wel om los lopen, maar vaak op latere leeftijd dan gebruikelijk, ergens tussen de leeftijd van 1,5 en 5 jaar.

Problemen met praten
Voor veel kinderen met het KBG syndroom is het moeilijker om te leren praten. De eerste woordjes komen vaak later dan gebruikelijk, gemiddeld rond de leeftijd van 3 jaar. Vaak hebben kinderen op oudere leeftijd een beperkter woordenschat en vinden ze het lastiger om goed lopende zinnen te maken.
Door het hoge gehemelte of door een gespleten gehemelte kunnen kinderen een nasale stemklank hebben. Een deel van de kinderen heeft een schorre stem.

Problemen met leren
Kinderen met het KBG syndroom hebben bijna allemaal problemen met leren. De meeste kinderen zijn moeilijk (IQ 60-80) tot zeer moeilijk lerend (IQ kleiner dan 60).
De IQ’s van kinderen die tot nu toe bekend zijn met dit syndroom variëren van 40 tot 80. Het zou goed kunnen zijn dat er ook kinderen zijn met hogere IQ-waardes waarbij nog nooit de juiste diagnose is gesteld. Meisjes hebben vaker een hoger IQ dan jongens.

AD(H)D
AD(H)D komt vaker voor bij kinderen met dit syndroom. Kinderen hebben moeite om langer ergens de aandacht bij te houden. Ze spelen maar kort met een bepaalde speelgoed en dan weer met een ander stukje speelgoed. Kinderen zijn snel afgeleid door een geluid of een beweging in de kamer.
Kinderen kunnen moeite hebben met stil zitten en bewegen het liefst de hele dag. Op school hebben kinderen moeite langer tijd hun aandacht bij het schoolwerk te houden.

Emoties
Kinderen met het KBG-syndroom hebben vaak moeite met het omgaan met emoties. Vaak worden zij hier helemaal door overspoeld. Kinderen kunnen bijvoorbeeld heel boos worden en het moeilijk vinden om zelf weer uit deze boosheid te komen. Vaak hebben ze een volwassene nodig om weer rust in hun lijfje te vinden.
Plotse stemmingswisselingen kunnen voorkomen. Zo maar ineens zijn kinderen boos en een ander moment zo maar ineens ook weer vrolijk
Kinderen kunnen het ook lastiger vinden om de gevoelens van iemand anders aan te voelen. Ze vinden het lastig om te zien dat een ouder boos of verdrietig is en weten niet goed wat ze hiermee moeten doen.

Sociale vaardigheden
Kinderen met het KBG-syndroom hebben vaak meer moeite met het leggen van contacten met andere kinderen. Ze weten niet goed hoe dat moet en daardoor is het voor hen lastiger om vriendjes en vriendinnetjes te maken.

Stereotypieën
Veel kinderen maken graag bewegingen met hun armen en hun handen die vaak terug keren. Zulke bewegingen worden stereotypieën genoemd. Sommige kinderen gaan wapperen met hun handen, anderen maken draaiende bewegingen of wrijvende bewegingen over de borst heen. Deze bewegingen komen vaak voor wanneer kinderen iets heel leuks of iets spannends gaan doen.

Autistiforme kenmerken
Een deel van de kinderen met het KBG-syndroom heeft autistiforme kenmerken. Ze zijn meer in zich zelf gekeerd en hebben niet zo’n behoefte aan contact met andere mensen. Vaak vinden kinderen het ook moeilijk om contact te maken met andere kinderen, ze weten niet zo goed hoe dit moet.
Kinderen met autistiforme kenmerken houden vaak van een vaste voorspelbare structuur in de dag en vinden het lastig wanneer hiervan af geweken wordt of wanneer er onverwachte gebeurtenissen zijn. Ook hebben kinderen vaak voorkeur voor bepaald speelgoed of een bepaalde hobby waar ze zich heel lang mee kunnen vermaken.
Bij jongens vallen autistiforme kenmerken vaak meer op dan bij meisjes.

Angst
Angst komt ook vaker voor bij kinderen met het KBG-syndroom. Kinderen zijn bijvoorbeeld bang om alleen te moeten gaan slapen of bang wanneer ze zonder vader of moeder zijn. Ook hebben kinderen met het KBG-syndroom vaker last van verlegenheid en angst voor nieuwe situaties met onbekende mensen.

Dwang
Kinderen met dit syndroom hebben vaker last van dwang. Zij moeten bepaalde handelingen op een bepaalde manier uitvoeren, bijvoorbeeld allerlei voorwerpen netjes op een rij zetten, anders worden kinderen erg onrustig, verdrietig of boos. Dwang wordt ook wel OCD genoemd: obsessief compulsief gedrag.

Epilepsie
De helft van de kinderen met het KBG syndroom krijgt last van epilepsie aanvallen. De epilepsie kan al op de peuterleeftijd ontstaan of pas op volwassen leeftijd. Verschillende type epilepsie aanvallen kunnen voorkomen. Vaak gaat het om tonisch-clonische aanvallen of om myoclonieen.

Problemen met slapen
De meeste kinderen met het KBG syndroom heeft geen problemen met slapen. Een deel van de kinderen heeft moeite om in slaap te vallen, andere kinderen worden ’s nachts vaak wakker of zijn in de ochtend vroeg wakker. Bij een deel van de kinderen worden deze slaapproblemen veroorzaakt door epilepsie gedurende de nacht, bij een andere deel van de kinderen komt dit door een ontregeld slaappatroon.

Uiterlijke kenmerken
Bij veel syndromen hebben kinderen vaak wat veranderde uiterlijke kenmerken. Hier hebben kinderen zelf geen last van, maar het kan de dokters helpen om te herkennen dat er sprake is van een syndroom en mogelijk ook van welk syndroom. Kinderen met het KBG syndroom hebben vaak een relatief plat hoofd, de afstand van de neuspunt tot het achterhoofd is kleiner dan gebruikelijk. Het gezicht heeft vaak een ronde vorm op jonge leeftijd, op wat oudere leeftijd krijgt het gezicht een meer driehoekige vorm, breed van boven en smaller in de richting van de kin. Vaak is er een asymmetrie van het gezicht, de ene kant van het gezicht is wat groter dan de andere kant. De wenkbrauwen zijn vaak breed en vol en lopen vaak in een mooie boog. De wenkbrauwen lopen vaak ver door in de richting van de neus en kunnen elkaar bijna raken. De ogen staan vaak wat verder uit elkaar dan gebruikelijk (hypertelorisme). Bij sommige kinderen hangen de oogleden een beetje, dit wordt ptosis genoemd. Aan de neuskant zitten naast de ogen extra plooitjes (dit worden epicanthusplooitjes genoemd). De neusbrug is hoog en breed. De neusvleugels staan wat naar buiten gedraaid. De afstand tussen de neus en de bovenlip (het philtrum genoemd) is groter dan gebruikelijk. De bovenlip is vaak dun. Het gehemelte is vaak hoog en smal. De oren zijn vaak wat groter dan gebruikelijk en staan wat naar voren gedraaid (een lichte vorm van flaporen). Vaak hebben de oren niet heel veel windingen. De oren kunnen lager op het hoofd staan dan gebruikelijk. De nek kan kort zijn. De handen en de vingers zijn vaak korter dan gebruikelijk. De pink kan krom staan. Bij sommige kinderen is er sprake van een zogenaamde doorlopende handlijn van de ene kant van de handpalm naar de andere kant. De nagels kunnen klein en onderontwikkeld zijn.

Kleine lengte
Kinderen met het KBG-syndroom zijn vaak kleiner van lengte dan op grond van de lengte van hun beide ouders verwacht kan worden. Omdat nog maar weinig kinderen met dit syndroom bekend zijn, is niet goed aan te geven hoe groot volwassenen met dit syndroom gemiddeld zijn. Dit hangt ook sterk samen met de grootte van de ouders.
Van de volwassenen die tot nu toe bekend zijn met dit syndroom hebben vrouwen gemiddeld een lengte van 150 cm en mannen 153 cm.

Kleiner hoofdje
De meeste kinderen met dit syndroom hebben een kleiner hoofdje dan gemiddeld voor de leeftijd. Bij een klein deel van de kinderen is het hoofdje daadwerkelijk echt te klein.

Haren
Kinderen met het KBG-syndroom hebben vaak een lage haargrens. De haren groeien door tot op het voorhoofd en in de nek. Vaak zijn de haren stevig van structuur. Veel kinderen hebben zogenaamde weerborstels in hun haar. Dit zijn haren die een ander kant op groeien dan de haren in de omgeving.

Problemen met de ogen
Scheelzien komt vaak voor bij kinderen met het KBG-syndroom. Hierdoor kunnen kinderen een lui oog ontwikkelen. Andere problemen die vaker gezien worden zijn bijziendheid, staar aan de ogen en een groter hoornvlies dan gebruikelijk. Een deel van de kinderen heeft een bril nodig om goed te kunnen zien.

Problemen met horen
Kinderen met het KBG-syndroom hebben vaker problemen met horen. Voor een deel kan dit komen door oorontstekingen die zorgen dat er vocht achter het trommelvlies zit. Voor een ander deel kan dit komen door een probleem met de gehoorzenuw of het slakkenhuis zelf.

Gespleten lip of gehemelte
Een deel van de kinderen heeft een gespleten lip of een gespleten gehemelte. Dit wordt ook wel hazenlip of schisis genoemd. Soms hebben kinderen alleen een gespleten huig.
Door het gespleten gehemelte of door zwakte van de spieren in het gehemelte kan de verbinding tussen de mondkeelholte en de neus minder goed worden afgesloten. Dit wordt velofaryngeale insufficiëntie genoemd. Dit kan zorgen voor een veranderde stem, kinderen praten dan alsof zij altijd verkouden zijn. (een zogenaamde nasale spraak)
Hierdoor kunnen kinderen tijdens het eten en drinken, eten of drinken in hun neus krijgen of moeten niezen waardoor er eten of drinken uit de neus komt. Ook gaat het zuigen en drinken vaak lastiger wanneer er sprake is van een gespleten gehemelte of zwakte van de spieren in de keel.

Open mond
Kinderen met dit syndroom hebben de neiging om door hun mond te ademen in plaats van door hun neus. Soms komt dit door te grote amandelen. Ook kan dit komen door zwakte van de spieren in het gezicht waardoor kinderen meer moeite moeten doen om hun mond dicht te houden. Wanneer ze hier niet aan denken, dan valt hun mond open. Door het open mond gedrag kunnen kinderen ongewild speeksel verliezen uit hun mond.

Reflux
Kinderen met het KBG syndroom hebben heel vaak last van het terugstromen van voeding vanuit de maag naar de slokdarm. Dit wordt reflux genoemd. Omdat de maaginhoud zuur is, komt het zuur zo ook in de slokdarm, soms zelfs ook in de mond. Dit zuur kan zorgen voor pijnklachten, waardoor kinderen moeten huilen en soms ook niet willen eten. Ook kan het maken dat kinderen moeten spugen.
Door het zuur kan de slokdarm geïrriteerd en ontstoken raken. Wanneer dit niet tijdige ontdekt en behandeld wordt, kan dit zorgen voor het spuug met daarin bloedsliertjes.

Tanden
Kinderen met het KBG-syndroom hebben vaak opvallend grote voortanden wanneer zij hun definitieve voortanden hebben gekregen. De tand is breder dan 9 mm. Bij de melktanden valt dit veel minder op. Het tandglazuur is vaak minder sterk, waardoor gemakkelijker gaatjes ontstaan. Sommige kinderen hebben putjes in hun tanden. De tanden kunnen ook een holle vorm hebben aan de binnenzijde van de tanden.
Een deel van de kinderen heeft minder tanden dan gebruikelijk. Soms zijn de voortanden vergroeid met de hoektanden.
De tanden en kiezen kunnen rommelig in de mond staan.

Kwijlen
Kinderen met het KBG syndroom hebben gemakkelijk last van overmatig kwijlen. Dit komt door slapheid van de spieren in het gezicht en rondom de mond en door problemen met slikken.

Aangeboren hartafwijking
Een op de tien kinderen met het KBG syndroom heeft een aangeboren hartafwijking. Vaak gaat het om een gaatje tussen de beide boezems of beide kamers van het hart, dit wordt een ASD of een VSD genoemd. Ook komen afwijkingen aan de hartkleppen zoals een vernauwing van de longslagaderklep (pulmonaalstenose) of een afwijkende grote lichaamsslagaderklep (bicuspidale aortaklep) vaker voor. Lang niet altijd hebben de kinderen zelf last van de hartafwijking. Als ze er last van hebben geeft dit vaak klachten zoals vermoeidheid, zweten bij het eten of drinken of een blauwe verkleuring tijdens inspanning.

Afwijking aan de ribben
Anders aangelegde ribben komen vaker voor bij kinderen met het KBG-syndroom. Er kunnen ribben ontbreken of juist te veel ribben aanwezig zijn. Ook kunnen de ribben andere vorm hebben, zoals een gevorkte vorm. Een deel van de kinderen heeft ook ribben aan de nekwervels, wat normaal niet gebruikelijk is. Ribben zitten normaal alleen aan de borstwervels. Meestal hebben kinderen zelf geen last van de wervelafwijkingen.

Afwijking aan het borstbeen
Een deel van de kinderen heeft een afwijkende stand van het borstbeen. Het borstbeen staat wat meer naar binnen toe waardoor een zogenaamde trechterborst ontstaat. Ook kan het borstbeen meer naar buiten toe staan, waardoor een zogenaamde kippenborst ontstaat. Kinderen hebben hier zelf geen klachten van.

Afwijking aan de nieren
Een deel van de kinderen heeft afwijkingen aan de nieren of aan de plasbuis. Soms zijn de urineleiders te wijd waardoor er urine vanuit de plasbuis terugstroomt naar de nieren (vesicourethrale reflux). Dit kan zorgen voor urineweginfecties en blaasontstekingen. Ook kan de nier hierdoor te veel vocht bevatten (hydronefrose) Soms ontbreekt een nier helemaal. Ook kunnen cystes in de nieren voorkomen.

Afwijkingen aan de plasbuis en het balzakje
De uitgang van de plasbuis eindigt niet op de top van de plasser maar juist aan de onderkant. Dit kan problemen geven met plassen. Vaak zijn de plasbuis en het balzakje kleiner dan gebruikelijk. Bij een deel van de jongens zijn de balletjes niet goed ingedaald, dit wordt cryptorchisme genoemd. Bij meisjes kunnen de schaamlippen groter of kleiner zijn dan gebruikelijk.

Liesbreuk of navelbreuk
Een deel van de kinderen met het KBG-syndroom heeft een liesbreuk of een navelbreuk.

Verstopping van de darmen
Verstopping van de darmen komt vaak voor bij kinderen met het KBG-syndroom. De ontlasting komt dan niet elke dag en is vaak hard waardoor kinderen moeite hebben met poepen.

Zindelijkheid
De meeste kinderen met het KBG syndroom worden op latere leeftijd zindelijk dan gebruikelijk.

Vatbaarder voor infecties
Kinderen met het KBG syndroom zijn op jonge leeftijd vatbaarder voor het krijgen van infecties. Regelmatig komen oorontsteking of infecties van de luchtwegen voor.

Rug
Een deel van de kinderen heeft een zijwaartse verkromming van de rug. Dit wordt een scoliose genoemd. Soms komt dit doordat de wervels niet helemaal, maar halfzijdig zijn aangelegd. Een deel van de kinderen heeft ook een sterke voorwaartse kromming van de nek, dit wordt een kyfose genoemd, of ook wel een bochel.

Spina bifida occulta
Wanneer de achterkant van de wervelbogen niet goed aangelegd zijn, wordt dit een spina bifida occulta genoemd. Dit is een vorm van een zogenaamd “open ruggetje” waarbij de huid gewoon gesloten is. Een plukje haar op de rug, een putje in de rug of een verkleuring van de huid kan duidelijk maken dat de wervels ter plekke niet goed zijn aangelegd dat er sprake is van een spina bifida occulta. Het is dan belangrijk om alert te zijn of er sprake is van tethered cord syndroom.


Heupdysplasie
Heupdysplasie komt vaker voor bij kinderen met het KBG-syndroom. Hierbij is de heupkom niet goed ontwikkeld, waardoor de heupkop gemakkelijker uit de heupkom schiet. Ook komt de ziekte van Perthes vaker voor bij kinderen met het KBG-syndroom.

Botleeftijd
De rijping van de botten verloopt vaak langzamer dan bij leeftijdsgenootjes. Hier hebben kinderen zelf geen last van.

Stijfheid gewrichten
Oudere kinderen krijgen vaak te maken met stijfheid van de gewrichten. De gewrichten kunnen minder soepel bewogen worden, wat bewegen lastiger maakt.

Gewrichtsontsteking
Bij een deel van de kinderen is er sprake van een gewrichtsontsteking die juveniele ideopatische artritis wordt genoemd.

Huid
Delen van de huid kunnen een donkerder kleur hebben dan de huid in de omgeving. Ook hebben kinderen met dit syndroom vaak meer beharing op de huid zitten. Bij een klein deel van de kinderen komen harde bultjes voor in behaarde gebieden. Deze bultjes worden pilomatrixoma genoemd. Een deel van de kinderen heeft last van schilferende huid (ichtyosis).

Hoe wordt de diagnose KBG-syndroom gesteld?
Verhaal en onderzoek
Op grond van het verhaal van een kind met een ontwikkelingsachterstand en enkele opvallende uiterlijke kenmerken kan vermoed worden dat er sprake is van een syndroom. Er zijn echter veel verschillende syndromen die allemaal voor deze symptomen kunnen zorgen. Het is vaak niet makkelijk om op grond van uiterlijke kenmerken het KBG-syndroom te herkennen.

Bloedonderzoek
Bij routine bloedonderzoek worden bij kinderen met het KBG-syndroom geen bijzonderheden gevonden. Vanwege de kleine lengte wordt vaak gekeken of er sprake is van een tekort aan groeihormoon, maar dit wordt meestal niet gevonden.

Genetisch onderzoek
Wanneer aan de diagnose gedacht wordt, kan door middel van gericht genetisch onderzoek op bloed naar het voorkomen van een foutje in het ANKRD11-gen.
Vaak worden ook alle chromosomen tegelijkertijd onderzocht (zogenaamd Array onderzoek), maar dit onderzoek kan gemakkelijk de diagnose KBG-syndroom missen.
Tegenwoordig zal door middel van een nieuwe genetische techniek (exome sequencing genoemd) deze diagnose gesteld kunnen worden zonder dat er specifiek aan gedacht was of naar gezocht is.

MRI van de hersenen
Bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand zal vaak een MRI scan gemaakt worden om te kijken of er bijzonderheden aan de hersenen te zien zijn. Vaak worden op deze MRI scan wel afwijkingen gezien, maar deze afwijkingen worden bij veel kinderen met een syndroom gezien en zijn niet alleen kenmerkend voor het KBG-syndroom.
Op de MRI scan is vaak te zien dat het hersenvolume kleiner is dan gebruikelijk. Soms is de hersenbalk tussen de twee hersenhelften in kleiner dan gebruikelijk of helemaal afwezig. De verbinding tussen de beide helften van de kleine hersenen kan onderontwikkeld zijn (vermishypoplasie). De rijping van de hersenen (myelinisatie genoemd) verloopt vaak trager dan normaal. De ruimte gevuld met vocht onder kleine hersenen kan groter zijn dan gebruikelijk (mega cisterna magna). Ook kunnen de kleine hersenen lager staan dan gebruikelijk (Chiari I malformatie). Rondom de hersenholtes kunnen klompjes hersencellen zijn blijven liggen die naar de buitenkant van de hersenen hadden moeten bewegen, dit wordt periventriculaire heterotopie genoemd. Bij een deel van de kinderen is er sprake van een vetophoping in de hersenbalk (lipoom)

MRI van de rug
Wanneer er aanwijzingen zijn voor een spina bifida occulta of een tethered cord syndroom zal er een MRI van de rug gemaakt worden om te kijken of hier daadwerkelijk aanwijzingen voor zijn.

Stofwisselingsonderzoek
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand krijgen vaak stofwisselingsonderzoek om te kijken of er sprake is van een stofwisselingsziekte die verklarend is voor de ontwikkelingsachterstand. Bij kinderen met het KBG syndroom worden hierbij geen bijzonderheden gezien.

EEG
Kinderen met epilepsie krijgen vaak een EEG om te kijken van welk soort epilepsie er sprake is. Op het EEG worden vaak epileptiforme afwijkingen gezien. Deze afwijkingen zijn niet kenmerkend voor het KBG-syndroom, maar kunnen bij veel andere syndromen met epilepsie ook gezien worden.
Bij kinderen die nog nooit een epilepsieaanval gehad hebben, komen ook vaak epileptiforme afwijkingen op het EEG voor. Dit zegt niet dat het kind daadwerkelijk epilepsie zal krijgen. Van alle kinderen met EEG-afwijkingen zal een op de drie kinderen ook daadwerkelijk epilepsieaanvallen krijgen. Alleen aanvallen worden behandeld, niet EEG-afwijkingen. Het is dus niet nodig om bij kinderen zonder epilepsie aanvallen een EEG te maken.

Oogarts
De oogarts kan vaststellen of er sprake is van een probleem met zien en van welke problemen er sprake is.

KNO-arts
Kinderen met het KBG- syndroom worden vaak gezien door de KNO-arts. Dit is aan de ene kant vanwege de terugkerende oorinfecties en aan de andere kant om te kijken of er sprake is van slechthorendheid wat vaak voorkomt bij kinderen met het KBG-syndroom. Het is belangrijk om slechthorendheid in een vroeg stadium te behandelen om de spraaktaal ontwikkeling zo optimaal mogelijk te kunnen laten verlopen.

Tandarts
Het is belangrijke dat kinderen met het KBG-syndroom regelmatig gezien worden voor de tandarts om te kijken of de tanden goed doorkomen en om een fluor behandeling te geven om gaatjes in de tanden en kiezen te voorkomen. Soms is een behandeling door de orthodontist nodig.

Kindercardioloog
Kinderen met het KBG- syndroom hebben een vergrote kans op het hebben van een aangeboren hartafwijking, waarvoor ze meestal een keer door de kindercardioloog worden gezien indien er aanwijzingen zijn dat er sprake zou kunnen zijn van zo’n aangeboren hartafwijking (ruisje op het hart, blauwe verkleuring tijdens drinken of inspanning). Vaak zal deze naast lichamelijk onderzoek een ECHO van het hart maken om zo te beoordelen of er sprake is van een aangeboren hartafwijking.

Foto van de botten
Wanneer er sprake is van een verkromming van de wervelkolom zal vaak een foto van de botten gemaakt worden om de mate van verkromming vast te leggen en om te kijken hoe de wervels van de rug zijn aangelegd. Wanneer er aanwijzingen zijn voor heupdysplasie kan een foto van het bekken gemaakt worden. Op een foto kan te zien zijn dat de botleeftijd minder verder is dan gebruikelijk voor de leeftijd van het kind.
Bij kinderen die om een bepaalde reden een foto van de schedel krijgen, is vaak te zien dat zij extra botjes in de schedel hebben. Dit worden zogenaamde wormian bones genoemd.

Reflux
Reflux komt heel vaak voor bij kinderen met dit syndroom. Onderzoeken om dit verder te onderzoeken zijn een 24 uurs zuurmeting in de slokdarm (pH-metrie) en een foto van de slokdarm en maag.

Hoe worden kinderen met het KBG-syndroom behandeld ?
Leren omgaan met de gevolgen
Er bestaat geen behandeling die het KBG-syndroom kan genezen. De behandeling is er op gericht om kinderen en hun ouders zo goed mogelijk te leren omgaan met de gevolgen van het hebben van het KBG-syndroom.

Kinderfysiotherapie
Een fysiotherapeut kan ouders tips en adviezen geven hoe ze hun kindje zo goed mogelijk kunnen stimuleren om er voor te zorgen dat de ontwikkeling zo optimaal als mogelijk verloopt.

Kinderlogopedie
Een logopediste kan tips en adviezen geven indien er problemen zijn met zuigen, drinken, kauwen of slikken. Ook kan de logopediste helpen om de spraakontwikkeling zo goed mogelijk te stimuleren. Praten kan ook ondersteund worden door middel van gebaren of pictogrammen. Op die manier kunnen kinderen zich leren uitdrukken ook als ze nog geen woorden kunnen gebruiken.

Kinderergotherapie
Een ergotherapeut kan tips en adviezen geven hoe de verzorging en de dagelijks activiteiten van een kind zo soepel mogelijk kunnen verlopen. De ergotherapeut kan ook advies geven over hulpmiddelen.

Revalidatiearts
Een revalidatiearts coördineert de verschillende therapieën en adviseert ook over hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een aangepaste buggy, een rolstoel, steunzolen of aangepaste schoenen. Ook is het mogelijk via een revalidatie centrum naar een aangepaste peutergroep te gaan en daar ook therapie te krijgen en later op dezelfde manier onderwijs te gaan volgen.

School
De meeste kinderen met het KBG-syndroom volgen speciaal onderwijs. In het speciaal onderwijs zijn de klassen kleiner en kan het lesprogramma meer afgestemd worden op de mogelijkheden van het kind. Vaak volgen kinderen SBO (speciaal basisonderwijs), MLK (moeilijk lerend) of ZMLK (zeer moeilijk lerend) onderwijs.
Voor een deel van de kinderen is het niet haalbaar om onderwijs te volgen. Zij gaan naar een dagcentrum waar kinderen een dagprogramma volgen.

Orthopedagoog
Een orthopedagoog kan ouders tips en adviezen geven hoe om gaan met problemen met bijvoorbeeld boos worden of omgaan met angsten of met dwang.

Kinder- en jeugdpsychiater
Een kinder- en jeugdpsychiater kan advies geven hoe om te gaan met gedragsproblemen zoals ADHD of autisme. Soms is het nodig om gedragsregulerende medicatie zoals methylfenidaat voor ADHD of risperidon/aripiprazol voor prikkelovergevoeligheid te geven.

Aanvalsbehandeling
De meeste epilepsieaanvallen gaan vanzelf over binnen enkele minuten. Omstanders hoeven dan niets te doen om de aanval te doen stoppen. Het is belangrijk om zo rustig mogelijk te blijven en het kind zo veel mogelijk met rust te laten.
Wanneer een aanval na 5 minuten nog niet vanzelf gestopt is, dan zal vaak geadviseerd worden om medicijnen te geven om een aanval te doen stoppen. De behandelende arts zal altijd aangeven welk tijdstip voor een bepaald kind het beste is. Medicijnen die gebruikt kunnen worden voor het stoppen van een aanval zijn diazepam rectiole (Stesolid®), midazolam neusspray, midazolam rectiole, lorazepam of clonazepam druppels.
Het effect van deze medicijnen ontstaat na enkele minuten. Nadien zal het kind meestal in slaap vallen, soms ook niet.

Medicijnen tegen epilepsie
Er bestaan verschillende soorten medicijnen die er voor kunnen zorgen dat kinderen met het KBG- syndroom minder last hebben van epilepsie aanvallen. Er bestaat geen duidelijk voorkeursmedicijn. Medicijnen die vaak gebruikt worden zijn natriumvalproaat (depakine ®), levetiracetam (Keppra ®), clobazam (Frisium ®) en topiramaat (Topamax®). Vaak lukt het redelijk goed om de epilepsie aanvallen onder controle te krijgen met een of twee medicijnen. Bij een deel van de kinderen lukt het niet om nieuwe epilepsieaanvallen te voorkomen met medicijnen. Vaak worden dan andere behandeling ingezet zoals het ketogeen dieet, een nervus vagus stimulator of een behandeling met methylprednisolon.

Reflux
Reflux kan er ook voor zorgen dat kinderen slecht eten. Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine en omeprazol, soms esomeprazol. Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen.

Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt. Verder blijft het belangrijk om te zorgen dat kinderen voldoende vocht en vezels binnen krijgen en zo veel als kan bewegen. Soms zijn zetpillen nodig om de ontlasting op gang te krijgen.

Kwijlen
Er bestaan medicijnen die het kwijlen minder kunnen maken. Het meest gebruikte medicijn hierdoor is glycopyrrhonium. Ook kan een behandeling van de speekselklieren door middel van botox of door middel van een operatie er voor zorgen dat kinderen minder kwijlen.

KNO-arts
Een deel van de kinderen krijgt van de KNO-arts trommelvliesbuisjes om zo minder snel last te hebben van middenoorontstekingen. Kinderen die slechthorend zijn kunnen baat hebben bij gehoorapparaatjes.

Oogarts
Een deel van de kinderen heeft een bril nodig om goed te kunnen zien. Wanneer kinderen scheel kijken, dan kan het nodig zijn om een oog een aantal uur per dag af te plakken, om op die manier te voorkomen dat kinderen een lui oog ontwikkelen.

Neurochirurg
Wanneer er sprake is van een tethered cord syndroom, dan kan de neurochirurg door middel van een operatie zorgen dat het ruggenmerg niet meer vast zit aan de wervels en daardoor weer vrij kan bewegen.

Kinderuroloog
Wanneer de balletjes niet goed indalen, dan kan de kinderuroloog door middel van een operatie er voor zorgen dat de balletjes wel in het balzakje komen te liggen.

Antibiotica
Een deel van de kinderen die vaak terugkerende infecties heeft, heeft baat bij een lage dosering antibiotica om nieuwe infecties te voorkomen. Per kind moeten de voordelen van het geven van de antibiotica worden afgewogen tegen de nadelen ervan (antibiotica doden ook nuttige bacteriën in de darmen).

Behandeling slaapproblemen
Een vast slaapritueel en een vast slaappatroon kunnen kinderen helpen om beter te kunnen slapen. Het medicijn melatonine kan helpen om beter in slaap te kunnen vallen. Er bestaan ook vormen van melatonine met vertraagde afgifte die ook kunnen helpen om weer in slaap te vallen wanneer kinderen in de nacht wakker worden. Slaapmiddelen worden liever niet gegeven aan kinderen omdat kinderen hier aangewend raken en niet meer zonder deze medicatie kunnen. Soms wordt het medicijn promethazine gebruikt om kinderen beter te kunnen laten slapen. Het is altijd belangrijk om uit te sluiten dat epilepsie de oorzaak is van de slaapproblemen, in geval van epilepsie is epilepsie behandeling nodig.

Financiële kant van zorg voor een kind met een beperking
De zorg voor een kind met een beperking brengt vaak extra kosten met zich mee. Er bestaan verschillende wetten die zorg voor kinderen met een beperking vergoeden.
Daarnaast bestaan regelingen waar ouders een beroep op kunnen doen, om een tegemoetkoming te krijgen voor deze extra kosten. Meer informatie hierover vindt u in de folder financiën kind met een beperking.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan begeleiding geven hoe het hebben van deze aandoening een plaatsje kan krijgen in het dagelijks leven. Het kost vaak even tijd voor ouders om te verwerken dat de toekomstverwachtingen van hun kind er anders uit zien dan mogelijk verwacht is. Ook vinden veel ouders het vaak lastig hoe zij hun tijd en aandacht moeten verdelen tussen het kind met de beperking en andere kinderen in het gezin. In de folder aandacht en tijd voor brussen vindt u tips die u hierbij kunnen helpen.

Contact met andere ouders
Door middel van een oproepje op het forum van deze site kunt u proberen in contact te komen met andere kinderen en hun ouders/verzorgers die ook te maken hebben met het KBG-syndroom.

Wat betekent het hebben van het KBG-syndroom voor de toekomst?

Blijvende beperking
De meeste kinderen blijven last houden van beperkingen in het dagelijks leven als gevolg van het hebben van het KBG-syndroom. Zij kunnen veel taken zelf, maar zijn bij taken als omgaan met geld afhankelijk van de hulp van anderen. De meeste volwassenen zullen begeleid gaan wonen in een woongroep.

Epilepsie
Op volwassen leeftijd komen epilepsie aanvallen veel minder vaak voor. Volwassenen kunnen over de epilepsie heen groeien.

Tanden
Volwassenen met dit syndroom hebben een vergrote kans op het vroegtijdig loslaten van hun tanden.

Levensverwachting
Het is niet goed bekend of de levensverwachting van kinderen met dit syndroom anders is dan van kinderen zonder dit syndroom. Bij kinderen met weinig problemen is dit ook niet waarschijnlijk. Kinderen met het KBG-syndroom en ernstige bijkomende problemen zoals aangeboren hartafwijking of een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie kunnen wel een beperkte levensverwachting hebben.

Transitie van zorg
Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar wordt de zorg vaak overgedragen van kinderspecialisten naar specialisten die de zorg aan volwassenen geven. Het is belangrijk om tijdig hierover na te denken. Is er behoefte de zorg over te dragen naar specialisten voor volwassenen of kan de huisarts de zorg leveren die nodig is.En als er behoefte is aan overdragen van de zorg naar specialisten voor volwassenen, naar welke dokter(s) wordt de zorg dan overgedragen? In welk ziekenhuis kan de zorg het beste geleverd worden. Het proces van overdragen van de zorg wordt transitie genoemd. Het is belanrgijk hier tijdig over na te denken en een plan voor te maken samen met de dokters die betrokken zijn bij de zorg op de kinderleeftijd.
Ook verandert er veel in de zorg wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. Voor meer informatie over deze veranderingen verwijzing wij u naar het artikel veranderingen in de zorg 18+.

Kinderen krijgen
De meeste mannen die het KBG-syndroom zullen later zelf als volwassene geen kinderen krijgen. Dit vanwege hun verstandelijke beperking, maar daarnaast ook vanwege verminderde vruchtbaarheid als gevolg van niet ingedaalde balletjes.
Vrouwen hebben vaak minder klachten van dit syndroom en ook geen last van verminderde vruchtbaarheid, waardoor het vaker voorkomt dan vrouwen kinderen krijgen dan mannen. Kinderen van een volwassene met het KBG-syndroom hebben 50% kans om zelf ook het KBG-syndroom te krijgen. Indien de volwassene geen kinderen wil of kan krijgen, moet wellicht nagedacht moeten worden over anticonceptie, waarover u in deze folder meer informatie vindt.

Hebben broertjes en zusjes een verhoogde kans om ook het KBG syndroom te krijgen?

Het KBG syndroom is een erfelijke aandoening. Vaak is de aandoening bij het kind zelf ontstaan. Broertjes en zusjes hebben dan nauwelijks een verhoogde kans om zelf ook dit syndroom te krijgen.
Dit zou alleen kunnen wanneer de ouder het foutje in de eicel of in de zaadcel heeft zonder dat dit in andere lichaamscellen voorkomt. Dit maakt dat de kans dat een broertje of zusje ook het KBG-syndroom krijgt licht verhoogd is. Dit wordt ouderlijk mocaisisme genoemd.

Wanneer de ouder zelf het KBG-syndroom heeft (dit is vaker de moeder dan de vader, omdat vrouwen minder klachten hebben van dit syndroom) dan hebben broertjes en zusjes tot 50% kans om zelf ook dit syndroom te krijgen.
Een klinisch geneticus kan hier meer informatie over geven.

Prenatale diagnostiek
Wanneer bekend is welk foutje in een familie heeft gezorgd voor het ontstaan van het KBG syndroom, dan is het mogelijk om tijdens een zwangerschap prenatale diagnostiek te verrichten in de vorm van een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie).

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Referenties

  1. Partial deletion of ANKRD11 results in the KBG phenotype distinct from the 16q24.3 microdeletion syndrome. Khalifa M, Stein J, Grau L, Nelson V, Meck J, Aradhya S, Duby J. Am J Med Genet A. 2013;161A:835-40
  2. Neurobehavioral phenotype observed in KBG syndrome caused by ANKRD11 mutations. Lo-Castro A, Brancati F, Digilio MC, Garaci FG, Bollero P, Alfieri P, Curatolo P. Am J Med Genet B Neuropsychiatr Genet. 2013;162:17-23
  3. Mutations in ANKRD11 cause KBG syndrome, characterized by intellectual disability, skeletal malformations, and macrodontia. Sirmaci A, Spiliopoulos M, Brancati F, Powell E, Duman D, Abrams A, Bademci G, Agolini E, Guo S, Konuk B, Kavaz A, Blanton S, Digilio MC, Dallapiccola B, Young J, Zuchner S, Tekin M. Am J Hum Genet. 201;89:289-94.
  4. Novel Mutations and Unreported Clinical Features in KBG Syndrome. Scarano E, Tassone M, Graziano C, Gibertoni D, Tamburrino F, Perri A, Gnazzo M, Severi G, Lepri F, Mazzanti L. Mol Syndromol. 2019;10:130-138.
  5. KBG syndrome: Common and uncommon clinical features based on 31 new patients. Gnazzo M, Lepri FR, Dentici ML, Capolino R, Pisaneschi E, Agolini E, Rinelli M, Alesi V, Versacci P, Genovese S, Cesario C, Sinibaldi L, Baban A, Bartuli A, Marino B, Cappa M, Dallapiccola B, Novelli A, Digilio MC. Am J Med Genet A. 2020;182:1073-1083

Links

www.erfelijkheid.nl
(site met informatie over erfelijke aandoeningen)
www.zeldsamen.nl
(netwerken voor zeldzame genetische syndromen)
Expertisecentrum Radboudumc voor KBG syndroom

Laatst bijgewerkt: 22 juli 2020 voorheen: 12 maart 2020, 9 maart 2019 voorheen: 19 juli 2014

Auteur: JH Schieving