Ziektebeelden Stofwisselingsziekten Het Zellweger syndroom

Wat is het Zellweger syndroom?

Het Zellweger syndroom is een erfelijke stofwisselingsziekte waardoor kinderen een ernstige ontwikkelingsachterstand krijgen in combinatie met een lage spierspanning, doofheid, problemen met zien en problemen met het goed functioneren van de lever.

Hoe wordt het Zellweger syndroom ook wel genoemd?

Zellweger is de naam van een kinderarts die dit syndroom beschreven heeft. Het Zellweger syndroom wordt ook wel afgekort met de letters ZS of ZWS.

Peroxismale aandoening
Het Zellweger syndroom behoort tot de groep van de peroxismale aandoening. Dit is een groep aandoening waarbij een bepaald onderdeel van de lichaamscellen: de peroxisomen niet goed werken waardoor klachten ontstaan. Andere aandoeningen die horen tot de groep van peroxismale aandoeningen zijn neonatale adrenoleukodystrofie, de ziekte van Refsum, X-linked adrenoleukodystrofie en rhizomele chondroplasia punctata. Deze aandoeningen worden ook wel aangeduid met de Engelse term: peroxisome biogenesis disorder, afgekort als PBD.

Het Zellweger syndroom, neonatale adrenoleukodystrofie en de infantiele vorm van de ziekte van Refsum zijn eigenlijk dezelfde aandoeningen die verschillende namen hebben gekregen omdat de eerste klachten op verschillende leeftijd ontstaan en het beloop van de aandoeningen verschillend is. Globaal gesproken hebben kinderen met het Zellweger syndroom de meeste klachten en hebben kinderen met de infantiele vorm van de ziekte van Refsum minder klachten. Er zijn artsen die tegenwoordig liever spreken van peroxismale biogenese aandoening, omdat deze term aangeeft dat het om een dezelfde aandoening gaat en niet om drie verschillende aandoeningen.
Soms wordt ook wel gesproken van Zellweger-peroxismale biogenese aandoening, afgekort als ZS-PBD.

Cerebrohepatorenaal syndroom
Een andere naam die vroeger wel gebruikt werd is het cerebrohepatorenaal syndroom. Cerebro betekent hersenen en geeft aan dat er problemen zijn met het functioneren van de hersenen. Hepato betekent lever en geeft aan dat de lever niet goed functioneert. En renaal betekent nier en geeft aan dat de nier niet goed functioneert.

Hoe vaak komt het Zellweger syndroom voor bij kinderen?

Het Zellweger syndroom is een zeldzame aandoening. Het komt ongeveer bij één op de 50.000 kinderen voor.

Bij wie komt het Zellweger syndroom voor?

Het Zellweger syndroom is al vanaf de geboorte aanwezig. Vaak wordt ook al snel na de geboorte duidelijk dat er iets met het kindje aan de hand is. Soms duurt het enkele maanden voordat de eerste klachten ontstaan. Heel zelden ontstaan de eerste klachten pas tijdens de puberteit of op jong volwassen leeftijd. Zowel jongens als meisjes kunnen het Zellweger syndroom krijgen.

Wat is de oorzaak van het Zellweger syndroom?

Fout in het erfelijk materiaal
Het Zellweger syndroom wordt veroorzaakt door en foutje in het erfelijk materiaal. Inmiddels zijn er meerdere verschillende foutjes ontdekt die allemaal kunnen zorgen voor het ontstaan van het Zellweger syndroom. Deze foutjes worden allemaal aangeduid met de letters PEX en dan een cijfer. Het meest voorkomende foutje in het erfelijk materiaal zit op de plaats van het PEX-1 gen. Daarna is een foutje in het PEX-6 gen een veel voorkomend foutje.
Andere foutjes kunnen zitten op de plaats van PEX-2, PEX-3, PEX-5, PEX-10, PEX-12, PEX-13, PEX-14, PEX-16, PEX-19 of het PEX-26 gen.
Deze foutjes kunnen zowel zorgen voor het Zellweger syndroom, neonatale adrenoleukodystrofie als infantiele Refsum. Dit maakt ook dat deze aandoening tegenwoordig als één aandoening worden gezien. Er zijn mensen die daarom liever spreken van een peroxismale biogenese aandoening dan van de afzonderlijke namen. Van sommige foutjes is bekend dat zij meer klachten geven dan andere foutjes, maar dit is niet van elk foutje bekend.

Autosomaal recessieve aandoening
Het Zellweger syndroom is een zogenaamd autosomaal recessieve aandoening. Dit houdt in dat een kind twee foutjes moet hebben op beide chromosomen op de plaats van een PEX- gen om de aandoening te krijgen. Dit in tegenstelling tot een autosomaal dominante aandoening. Daar is een foutje op een van de twee chromosomen al voldoende om klachten te krijgen.

Beide ouders drager
Vaak zijn beide ouders drager van een foutje in een PEX-gen. Zij hebben zelf geen klachten van het Zellweger-syndroom, omdat zij nog een ander chromosoom hebben zonder foutje.

Mocaisisme
Bij een deel van de kinderen is er sprake van mocaisisme. De fout in het erfelijk materiaal zit dan niet in alle lichaamscellen, maar in een deel van de lichaamscellen. Alleen de lichaamscellen met de fout functioneren dan niet goed, de andere lichaamscellen functioneren dan wel goed. Zo kan een orgaan wel goed functioneren en een ander orgaan niet. Het kan zelfs zo zijn dat een deel van de cellen in de lever wel goed functioneert en een ander deel van de cellen van de lever niet. Vaak zorgt mocaisisme voor een wat milder verlopend ziektebeeld. Mocaisisme komt vaker voor bij kinderen met een foutje in het PEX-6 gen en soms ook bij kinderen met een foutje in het PEX-1 en PEX-2 gen.

Afwijkend eiwit
Als gevolg van het foutje in het erfelijk materiaal wordt bepaalde eiwitten niet goed aangemaakt. Deze eiwitten heten peroxines. Deze eiwitten zijn de bouwstenen van de peroxisomen. Zonder peroxines kunnen de peroxisomen niet goed gebouwd worden en hun werk niet goed doen. Kinderen met Zellweger syndroom hebben meestal helemaal geen peroxisomen, terwijl kinderen met neonatale adrenoleukodystrofie of infantiele Refsum vaak een nog een paar peroxisomen hebben. Kinderen die helemaal geen peroxisomen hebben, zullen meer klachten hebben dan kinderen die nog een paar peroxisomen hebben.

Peroxisomen
Peroxisomen zijn kleine onderdelen in de lichaamscellen. Peroxisomen spelen een belangrijke rol bij het afbreken van allerlei vetten in het lichaam. Het gaat daarbij om hele lange vetten die ook wel zeer lange keten vetzuren worden genoemd. Het lichaam heeft deze vetten nodig om op deze manier energie vrij te maken.
Ook worden in de peroxisomen speciale vetten gemaakt die een belangrijke rol spelen bij de opbouw van de hersenen. Deze vetten worden fosfolipiden genoemd. Zonder fosfolipiden kunnen de hersenen niet goed functioneren. Maar ook het hart en de botten hebben deze fosfolipiden nodig om goed te kunnen werken. Een speciaal type fosfolipiden worden plasmologenen genoemd. Peroxisomen spelen ook een belangrijke rol bij het maken van galzuren. Galzuren zijn nodig om vetten uit de voeding op te nemen in het lichaam. Zonder galzuren gaat dit niet goed. Tot slot spelen de peroxisomen ook een belangrijke rol bij de aanmaak van cholesterol.

Hersenen
Door het tekort aan fosfolipiden en andere stoffen kunnen de hersenen niet goed worden aangelegd. Vaak zijn er veel minder hersencellen en liggen de hersencellen ook niet op de goed plek. Ook zijn de hersencellen minder goed van kwaliteit en sterven ze gemakkelijker af. Wanneer kinderen ouder worden gaan normaal gesproken de zenuwen steeds sneller hun werk doen. Dit komt omdat er een geleidingslaagje rondom de zenuwvezels komt te liggen. Dit geleidingslaagje wordt myeline genoemd en bestaat uit vetten. Bij kinderen met het Zellweger syndroom wordt dit geleidelingslaagje niet goed aangelegd. Hierdoor blijven de zenuwcellen die er zijn langzaam en traag functioneren. Dit maakt dat kinderen zich maar moeizaam kunnen ontwikkelen.

Wat zijn de symptomen van het Zellweger syndroom?

Variatie
Verschillende kinderen met het Zellweger syndroom hebben in verschillende mate last van onderstaande klachten. Ook hoeven kinderen niet alle problemen die hieronder staan te hebben. Kinderen die op hele jonge leeftijd al de eerste klachten krijgen, hebben meestal meer problemen dan kinderen waarbij de eerste klachten pas op latere leeftijd ontstaan.

Zwangerschap en bevalling
Tijdens de zwangerschap zijn er meestal geen bijzonderheden. Door hun lage spierspanning liggen kinderen met het Zellweger syndroom vaker in stuitligging.

Lage spierspanning
Kinderen met het Zellweger syndroom voelen vaak slap in hun spieren aan. De armen liggen plat op het bed, kinderen hebben moeite om de armen van het bed af te tillen. De beentjes liggen vaak naar buiten geklapt in bed, een beetje te vergelijken met de stand van de benen van een kikker. Dit wordt dan ook wel kikkerhouding genoemd. Vaak hebben kinderen moeite met het optillen van het hoofdje. Het hoofd moet ook goed ondersteund worden wanneer kinderen worden opgetild.

Trage ontwikkeling
De ontwikkeling van kinderen met het Zellweger syndroom verloopt vaak heel langzaam. Kinderen bewegen vaak weinig. Op een gegeven moment kan de ontwikkeling helemaal stil komen te staan. De meeste kinderen leren niet zelfstandig zitten, staan en lopen. Voor kinderen waarbij de klachten pas op latere leeftijd ontstaan, kan dat wel mogelijk zijn.

Praten
Voor de meeste kinderen met het Zellweger syndroom is het te moeilijk om te leren praten. Ze hebben er de kracht niet voor. Sommige kinderen kunnen wel geluidjes en klanken maken. Kinderen die pas op latere leeftijd klachten krijgen of een mocaisisme vorm hebben kunnen vaak wel leren praten of gebruik maken van gebaren.

Gewrichten
Een deel van de kinderen wordt geboren met gewrichten die minder soepel bewegen en vastgegroeid zijn. Dit wordt een arthrogryposis genoemd. Het vastgroeien van de gewrichten kan ook ontstaan tijdens het leven, dit worden dan contracturen genoemd.

Problemen met drinken
Kinderen met het Zellweger syndroom hebben vaak problemen met drinken. Ze hebben weinig kracht om te drinken. Drinken duurt daardoor lang. Kinderen kunnen zich verslikken tijdens het drinken. Vaak lukt het drinken helemaal niet, waardoor kinderen sondevoeding nodig hebben om voldoende vocht en voeding binnen te krijgen.

Reflux
Kinderen met het Zellweger syndroom hebben vaak last van reflux: het terugstromen van voeding vanuit de maag naar de slokdarm of zelfs naar de keel. Hierdoor kunnen kinderen gaan huilen omdat ze last hebben van pijnklachten in de slokdarm of in hun keel. Ook kunnen kinderen hierdoor gaan spugen.

Kwijlen
Kwijlen komt vaak voor bij kinderen met het Zellweger syndroom. Dit komt omdat kinderen hun speeksel niet doorslikken. Daarom loopt het uit de mond weg naar de kin.

Verstopping
Verstopping van de darmen komt vaak voor bij kinderen met het Zellweger-syndroom. De ontlasting komt dan niet elke dag en is vaak hard waardoor kinderen moeite hebben met poepen.

Slecht groeien
Vaak groeien kinderen met het Zellweger syndroom niet goed. Ze blijven licht van gewicht en komen weinig aan.

Bolle buik
De lever kan vergroot zijn bij kinderen met het Zellweger syndroom. Hierdoor kan de buik boller eruit zien.

Grote fontanel
Kinderen met het Zellweger syndroom hebben vaak en grote fontanel: de opening tussen de schedelbotten boven op het hoofd. Ook kunnen de schedelnaden verder van elkaar afleggen dan gebruikelijk.

Uiterlijke kenmerken
Kinderen met het Zellweger syndroom hebben vaak een aantal uiterlijke kenmerken met elkaar overeenkomend. De meeste kinderen hebben een hoog voorhoofd, vlak gezicht (op de plaats van de wenkbrauwen zit geen verdikking van het bot bijvoorbeeld), de bovenkant van de neus is wat ingezonken, de neuspunt is vaak breed en staat laag. De ogen kunnen wat verder uit elkaar staan (hypertelorisme), naast de ogen is vaak een extra plooitje (epicanthus genoemd), de oren kunnen anders van vorm zijn. Het gehemelte is vaak hoog, de onderkaak is vaak klein, hierdoor hebben kinderen de neiging om hun tong wat uit hun mond te houden. In de nek zitten vaak extra plooien. Het achterhoofd is ook vaak plat door het vele liggen. De handlijn in de hand kan over de hele handpalm doorlopen (4-vingerhandlijn) de handjes staan vaak een beetje scheef ten opzichte van de onderarm naar de kant van de pink toe.

Gele kleur
Kinderen met het Zellweger syndroom kunnen een gele huidskleur krijgen wanneer de lever niet goed functioneert.

Epilepsie
Epilepsie komt vaak voor bij kinderen met het Zellweger syndroom. Verschillende soorten aanvallen kunnen voorkomen.

Problemen met zien
Kinderen met het Zellweger syndroom zijn meestal slechtziend. Dit komt omdat hun netvlies niet goed werkt. Ook kunnen ze last hebben van staar. De ooglens is troebel. Bij sommige kinderen maken de ogen schokkende bewegingen, di wordt een nystagmus genoemd.

Problemen met horen
Slechthorendheid of doofheid komt vaak voor bij kinderen met het Zellweger syndroom. Dit komt omdat de gehoorzenuw niet goed werkt.

Infecties
Kinderen met het Zellweger syndroom zijn gevoelig voor het krijgen van infecties. Ze krijgen ook gemakkelijker ernstiger infecties zoals een longontsteking of een nierbekkenontsteking.

Afwijkende botten
Als gevolg van deze aandoening zijn de botten minder sterk. Kinderen kunnen gemakkelijker een bot breken. Ook kunnen de botten door de broosheid gemakkelijker een andere vorm krijgen. Klompvoetjes of hakvoetjes komen vaker voor bij kinderen met het Zellweger syndroom. De bovenarmen en bovenbenen zijn vaak korter dan gebruikelijk.

Verkromming van de rug
Een deel van de kinderen heeft een zijwaartse verkromming van de rug. Dit wordt een scoliose genoemd.

Hartafwijking
Een deel van de kinderen met het Zellweger syndroom heeft een aangeboren hartafwijking. Soms zit er een gaatje tussen de hartkamers (ventrikelseptumdefect). Ook kan de verbinding tussen de longslagader en de lichaamsslagader die voor de geboorte normaal aanwezig is, nog aanwezig blijven na de geboorte.

Problemen met ademhalen
Geleidelijk aan ontstaat vaak een afwijkende manier van ademhalen. Vaak halen kinderen niet vaak genoeg adem of hebben ze lange adempauzes. Kinderen hebben hier zelf geen last van. Dit probleem met ademhalen komt omdat de hersenen geen goede signalen aan de longen doorgeven. Dit kan komen door de aanlegproblemen van de hersenen of door de epilepsie. Ook ontwikkelen de longen zich minder goed dan bij andere kinderen en blijven de longen vaak kleiner dan gebruikelijk. Dit wordt longhypoplasie genoemd.

Bloeding
Wanneer de lever niet goed functioneert, dan kunnen bepaalde stofjes die nodig zijn voor de bloedstolling niet goed worden aangemaakt. Vaak ontstaat er een tekort aan vitamine K. Hierdoor hebben kinderen gemakkelijker blauwe plekken. Ook hebben ze een vergrote kans op het krijgen van een bloeding in hun lichaam, bijvoorbeeld in de hersenen.

Nieren
In de nieren komen vaak cystes voor. Hierdoor kunnen de nieren geleidelijk aan minder goed hun werk doen. Meestal valt dit niet op, omdat dit weinig klachten geeft en kinderen op andere vlakken veel meer klachten hebben. Er bestaat een vergrote kans op nierstenen doordat er te veel hyperoxaalzuur in de urine aanwezig is. Nierstenen kunnen zorgen voor buikpijnklachten, huilen en roze gekleurde urine.

Bijnier
Oudere kinderen met het Zellweger syndroom kunnen een probleem krijgen met de bijnier. De bijnier maakt een hormoon aan (cortisol) wat het lichaam nodig heeft in situaties waarin het lichaam in actie moet komen (bewegen, bij koorts, bij stress). Bij een tekort aan het bijnierschorshormoon kunnen kinderen erg ziek worden.

Afwijkingen aan de plasbuis en het balzakje
Bij een deel van de jongens eindigt de uitgang van de plasbuis niet op de top van de plasser maar juist aan de onderkant (hypospadie). Dit kan problemen geven met plassen. Bij een deel van de jongens zijn de balletjes niet goed ingedaald. Bij meisjes kan het bultje boven de plasbuis groter zijn dan gebruikelijk. Soms wordt dan gedacht dat dit een klein piemeltje is, maar dat is niet het geval.

Hoe wordt de diagnose Zellweger syndroom gesteld?
Verhaal en onderzoek
Op grond van het verhaal van een baby die erg slap is in de spieren in combinatie met problemen met zien, horen en een grote fontanel kan aan het Zellweger syndroom worden gedacht. Er bestaan ook nog veel andere aandoeningen die ook voor de zelfde combinatie van problemen kan zorgen. Vaak wordt er in het begin gedacht aan bijvoorbeeld het Down syndroom, het Prader-Willi syndroom of aan een aangeboren spierziekte zoals SMA of congenitale spierziektes.

Bloedonderzoek
Gewoon bloedonderzoek kan wat aanwijzingen laten zien die kunnen wijzen in de richting van een Zellweger syndroom, maar hiermee kan niet de diagnose gesteld worden. Vaak zijn de ASAT en ALAT als maat voor het functioneren van de lever verhoogd. Onderzoek naar de bloedstolling kan laten zien, dat deze gestoord is.
Ook kan de waarde van cholesterol in het bloed verlaagd zijn. Bij oudere kinderen kan de waarde van het hormoon cortisol verlaagd zijn.In het bloed wordt vaak gecontroleerd of er voldoende vitamines in het bloed aanwezig zijn.

Stofwisselingsonderzoek
Met behulp van bloed en urine onderzoek kan een indruk gekregen worden hoe de stofwisseling van een kind verloopt. Een kenmerken van het Zellweger syndroom is dat bepaalde vetten, zogenaamde zeer lange ketenvetzuren (C26:0, C:26-1) verhoogd aanwezig zijn in het bloed. De verhouding tussen verschillende hele lang vetten en wat minder lange vetten C26/C22, C24/C22 is ook verhoogd. Bij de meeste kinderen zijn deze waardes duidelijk verhoogd, maar dit geldt niet voor alle kinderen. De waarde van pipecolinezuur in de bloed en urine is meestal verhoogd.
Bij oudere kinderen kan het fytaanzuur verhoogd zijn, bij baby’s is dat meestal niet het geval omdat zij nog geen fytaanzuur via hun voeding binnen krijgen.
Galzouten (zoals di- en trihydroxycholestaanzuur) in bloed kunnen verhoogd zijn. Net als het oxaalzuur. De plasmologenen zijn vaak verlaagd. In de urine kunnen al deze stofjes ook verhoogd zijn. Vaak zitten er te veel kleine onderdelen van eiwitten in de urine (aminoacidurie).

DNA-onderzoek
Wanneer stofwisselingsonderzoek aanwijzingen laat zien voor het Zellweger syndroom, dan kan met behulp van bloedonderzoek gekeken worden of er sprake is van een foutje in het DNA op de plaats van een van de bekende PEX-genen.

Huidbiopt
Soms wordt er ook voor gekozen om een stukje huid te onderzoeken. Hier is een huidbiopt voor nodig. Uit de huid kunnen cellen gehaald worden, fibroblasten die kunnen worden onderzocht. In deze fibroblasten kan ook gekeken worden of daar het foutje in het DNA wordt gevonden. Op deze manier kan gekeken worden of er sprake is van mocaisisme. Ook kan onder microscoop gekeken worden hoeveel peroxisomen aanwezig zijn in de fibroblasten en hoe deze peroxisomen eruit zien.

MRI van de hersenen
Op de MRI scan van de hersenen is vaak te zien dat de rijping van de hersenen trager is dan gebruikelijk. Het geleidingslaagje rondom de zenuwen (myeline) is nog onvoldoende aangelegd. Dit wordt hypomyelinisatie genoemd.
Ook kan de hersenschors er onderontwikkeld uit zien. De hersenen hebben vaak minder golfjes in het oppervlak zitten, dit wordt pachygyrie genoemd. Ook veel kleine golfjes kunnen gezien worden (polymicrogyrie). Soms zijn kleine cystes in de hersenen te zien (germinolytische cystes). De hersenbalk tussen de rechter en de linkerkant van de hersenen is vaak onderontwikkeld of afwezig. Ook kan de brug tussen de beide helften van de kleine hersenen onder ontwikkeld zijn.

EEG
Op een EEG is vaak te zien dat de hersenen in een trager tempo werken dan gebruikelijk. Ook kunnen epileptiforme afwijkingen te zien zijn. Deze afwijkingen zijn niet kenmerkend voor kinderen met het Zellweger syndroom, ze kunnen bij veel verschillende aandoeningen gezien worden.

EMG
Soms worden ook de zenuwen doorgemeten met behulp van een EMG omdat de reflexen niet goed opwekbaar zijn, maar dit EMG is meestal normaal.

Oogarts
De oogarts ziet vaak dat kinderen met het Zellweger syndroom een korrelig aspect van het netvlies hebben (retinitis pigmentosa). Andere oogproblemen die kunnen voorkomen zijn vertroebeling van de ooglens (staar of cataract genoemd) en een verhoogde oogboldruk (glaucoom). De oogzenuw kan er dun uit zien (opticusatrofie).

ERG
Met behulp van een ERG kan aangetoond worden dat het netvlies niet goed functioneert. Dit is een belastend onderzoek en het zal lang niet altijd nodig zijn om dit uit te voeren.

VEP
Een VEP is een onderzoek om de oogzenuw door te meten. Op een VEP is te zien dat de oogzenuw erg vertraagd reageert.

KNO-arts
Een KNO-arts kan vast stellen dat er sprake is van slechthorendheid of doofheid als gevolg van een probleem van de gehoorzenuw.

BAEP
Een BAEP is een onderzoek waarmee de gehoorzenuw door gemeten kan worden. Bij kinderen met het Zellweger syndroom valt op dat de gehoorzenuw te traag functioneert.

ECHO van de buik
Op een ECHO van de buik kan te zien zijn dat de lever vergroot is. In de lever kunnen cystes gezien worden. Ook in de nieren zitten vaak meerdere cystes.

Botten
Wanneer er een foto van de botten gemaakt wordt, dan is daar vaak een soort stippelpatroon op te zien. Bepaalde stukjes bot zijn witter dan andere stukjes bot. Dit is vooral te zien in de buurt van de groeischijf. Ook is te zien dat de botleeftijd vaak minder is dan de leeftijd van het kind.

Kindercardioloog
Vaak worden kinderen een keer gezien door de kindercardioloog om te kijken of er aanwijzingen zijn voor een aangeboren hartafwijking.

Hoe worden kinderen met het Zellweger syndroom behandeld?

Geen genezing
Er bestaat geen behandeling die het Zellweger-syndroom kan genezen. De behandeling is er op gericht om kinderen en hun ouders zo goed mogelijk te leren omgaan met de gevolgen van het hebben van het Zellweger-syndroom. Het doel is dat kinderen zich comfortabel en prettig voelen en zo min mogelijk klachten hebben.

Fysiotherapie
Een fysiotherapeut kan ouders tips en adviezen geven hoe ze hun kindje zo goed mogelijk kunnen verzorgen en stimuleren. Belangrijk is om te zorgen dat het kindje goed gesteund kan liggen en dat de gewrichtjes soepel blijven. Binnen de grenzen van het kind is het wel belangrijk om de ontwikkeling te blijven stimuleren en te kijken wat het kind wel kan en leuk vindt.

Logopedie
Een logopediste kan tips en adviezen geven indien er problemen zijn met zuigen, drinken, kauwen of slikken. Sommige kinderen kunnen zelf wel een beetje drinken met behulp van een special-need-speen. Deze speen zorgt er voor dat kinderen nauwelijks kracht hoeven te zetten.De logopediste kan ook meedenken over manier van communiceren wanneer praten te moeilijk is. Het gebruik van gebaren of van plaatjes (pictogrammen) kan toch maken dat communiceren mogelijk is. Oudere kinderen kunnen ook baat hebben bij een spraakcomputer.

Ergotherapie
Een ergotherapeut kan tips en adviezen geven hoe de verzorging en de dagelijks activiteiten van een kind zo soepel mogelijk kunnen verlopen. De ergotherapeut kan ook advies geven over hulpmiddelen.

Revalidatiearts
Een revalidatiearts coördineert de verschillende therapieën en adviseert ook over hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een aangepaste buggy, een rolstoel, steunzolen of aangepaste schoenen. Voor een klein deel van die kinderen die zich wel gaat ontwikkelen, is het mogelijk via een revalidatie centrum naar een aangepaste peutergroep te gaan en daar ook therapie te krijgen en later op dezelfde manier onderwijs te gaan volgen.

Sondevoeding
Veel kinderen met dit syndroom hebben moeite met het drinken van voeding uit de borst of uit de fles. Daarom is het vaak nodig om kinderen voeding via een sonde te gaan geven, zodat kinderen wel voldoende voeding binnen krijgen om te groeien. Wanneer de sondevoeding langdurig nodig is, dan wordt er vaak voor gekozen om het slangetje van de sonde niet meer via de neus te laten lopen, maar rechtstreeks via de buik naar de maag te laten lopen. Zo’n sonde heet een PEG-sonde. Na een tijdje kan dan een mickey-button worden gegeven.

Speciale voeding
Wanneer het lukt is het fijn als de baby moedermelk via de sonde kan krijgen. Dit is namelijk licht verteerbaar. Wanneer dit niet mogelijk is, dan kan zuigelingen voeding gegeven worden. Vaak is een speciale vorm van zuigelingenvoeding nodig die al ver voorverteerd is (bijvoorbeeld nutramigen ®) Deze voeding kan heel gemakkelijk opgenomen worden in het lichaam.

Er wordt nagedacht of het zinvol is voor kinderen met het Zellweger syndroom om de hoeveelheid fytaanzuur in de voeding te verminderen omdat een te veel aan fytaanzuur schadelijk is voor het lichaam. In praktijk is dat lastig te realiseren, fytaanzuur zit in allerlei dierlijke produkten zoals melk, vlees, vis, maar ook in sojabonen.

Reflux
Veel kinderen met het Zellweger syndroom hebben last van reflux. Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine en omeprazol, soms esomeprazol. Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen.

Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt.

Kwijlen
Er bestaan medicijnen die het kwijlen minder kunnen maken. Het meest gebruikte medicijn hierdoor is glycopyrrhonium. Ook kan een behandeling van de speekselklieren door middel van botox of door middel van een operatie er voor zorgen dat kinderen minder kwijlen.

Gehoorapparaat
Met behulp van een gehoorapparaat kunnen kinderen die slechthorend zijn vaak wat beter horen. Niet alle kinderen vinden het fijn om een gehoorapparaatje in te hebben.

Cataract operatie
Slechtziendheid door een troebele ooglens (staar) kan verbeterd worden door het verwijderen van de troebele lens en het plaatsen van een kunstlens. Hiermee kunnen kinderen beter zijn. De meeste kinderen met het Zellweger syndroom hebben naast ook andere problemen met zien, zodat het nooit zo zal zijn, dat kinderen na deze operatie normaal kunnen zien.

Bril
Bij een deel van de kinderen kan een bril zorgen dat ze beter kunnen zien. Jonge kinderen willen niet altijd een bril op hebben.

Vitamine K
Alle baby’s krijgen vitamine K tot de leeftijd van 3 maanden. Wanneer kinderen met het Zellweger syndroom een gestoorde bloedstolling hebben, dan blijven ze deze vitamine K nodig hebben.

Vitamine D
Vitamine D speelt een belangrijke rol bij de stevigheid van de botten. Kinderen met het Zellweger syndroom krijgen vaak extra vitamine D in overleg met de behandelend arts omdat hun botten van nature minder sterk zijn.

Medicijnen tegen epilepsie
Voor de behandeling van epilepsie kunnen verschillende soorten medicijnen gebruikt worden zoals levetiracetam, fenobarbital, clobazam, nitrazepam. Bij kinderen met het Zellweger syndroom kunnen dezelfde medicijnen gebruikt worden als bij andere kinderen met epilepsie. Wanneer de lever niet goed functioneert, moet de dosering van medicijnen die via de lever worden afgebroken vaak aangepast worden. Kinderen met het Zellweger syndroom hebben van zich zelf al een verhoogde kans op het krijgen van nierstenen, de medicijnen topiramaat en zonisamide verhogen deze kans ook, het is niet bekend wat dit betekent voor kinderen met het Zellweger syndroom, maar indien deze medicijnen nodig zijn zal daar wel extra alertheid voor moeten zijn.
Vaak is de epilepsie bij kinderen met het Zellweger syndroom moeilijk onder controle te krijgen en zijn steeds meer medicijnen nodig om dit te kunnen bereiken.

Nierstenen
Om nierstenen te voorkomen is het belangrijk om voldoende vocht binnen te krijgen. Soms helpt het om de urine zuurder te maken voor kinderen extra (citroen)zuur te geven.

Antibiotica
Een deel van de kinderen die vaak terugkerende infecties heeft, heeft baat bij een lage dosering antibiotica om nieuwe infecties te voorkomen. Per kind moeten de voordelen van het geven van de antibiotica worden afgewogen tegen de nadelen ervan (antibiotica doden ook nuttige bacteriën in de darmen).

Wel of geen beademing
Kinderen met het Zellweger syndroom zullen in toenemende mate problemen gaan krijgen met bewegen, met infecties, epilepsie en ook met ademhalen. Deze problemen kunnen dusdanig ernstig worden dat een behandeling met beademing nodig zal zijn. Een behandeling met beademing is een zware behandeling voor een kind en het is heel belangrijk om goed te kijken of het eerlijk is om het kind deze zware behandeling aan te doen. Deze behandeling moet ook gegeven worden op een intensive care afdeling.

De meeste artsen vinden dat het te verantwoorden is om een kind een behandeling met beademing te geven wanneer dit tijdelijk is voor een aantal dagen en de verwachting is dat het kind daarna weer zonder de beademing kan. Wanneer het is zo dat de verwachting is dat een kind nooit meer zonder de beademing kan tot het einde van zijn of haar leven, is het de vraag of je dit van een kind moet vragen en dus ook moet doen. Het is ook mogelijk om met behulp van medicijnen te zorgen dat het kind geen klachten heeft zoals benauwdheid of pijn en het kind een behandeling met beademing (en opname op een IC-afdeling) te besparen.
Dit zijn hele moeilijke beslissingen waarbij het belangrijk is dat ouders hier al over nadenken voordat deze moeilijke vraag aan de orde is. Het is belangrijk dat de ouders hier ook al over praten met de behandelaars van het kind, zodat voor iedereen duidelijk is hoe in deze situaties te handelen.

Onderzoek
Er wordt onderzoek gedaan om te kijken of er behandelingen gevonden kunnen worden die er voor kunnen zorgen dat kinderen minder klachten hebben en zich beter kunnen ontwikkelen. Er wordt momenteel in Nederland gekeken of het medicijn docosa hexaenoic zuur een verbetering kan geven van het leven van kinderen met het Zellweger syndroom. Dit is een galzuur waar kinderen met deze aandoening te kort aan hebben. Dit onderzoek loopt in het AMC in Amsterdam.

Kwaliteit van leven
Centraal in de behandeling van kinderen met deze aandoening staat het behouden van zo veel mogelijk kwaliteit van leven. Het is goed als ouders samen met hun andere kinderen en familie al in een vroeg stadium nadenken op wat voor manier zij hun kind met deze aandoening willen begeleiden. Wat is belangrijk voor het kind en het gezin? Waar kunnen kind en gezin plezier aan beleven?
Een maatschappelijk werkende, een psycholoog en verpleegkundigen van de kinderthuiszorg kunnen ouders hierbij helpen. In Nederland zijn ook meerdere kindercomfortteams die gezinnen kunnen ondersteunen bij het vinden van een zo optimaal mogelijke kwaliteit van leven.

Kindercomfortteam
In Nederland zijn in de academische ziekenhuizen speciale kindercomfortteams. Dit zijn teams bestaande uit meerdere hulpverleners (verpleegkundigen, pedagogisch medewerkers, maatschappelijk werkenden, psychologen, geestelijke verzorgging, artsen) die ervaring hebben met de zorg voor kinderen met een aandoening die niet te genezen is. Dit team kijkt samen met kind en ouders hoe het kind een zo goed mogelijke kwaliteit van leven kan krijgen en hoe kind en ouders hierin zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden. Dit kan per kind en ouders verschillen.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan begeleiding geven hoe het hebben van deze aandoening een plaatsje kan krijgen in het dagelijks leven. Het kost vaak tijd voor ouders om te verwerken dat de toekomstverwachtingen van hun kind er heel anders uit zien dan van andere kinderen en dat hun kind een aandoening heeft waarmee hun kind niet oud zal kunnen worden.

Contact met andere ouders
Door middel van een oproepje op het forum van deze site kunt u proberen in contact te komen met andere kinderen en hun ouders/verzorgers die ook te maken hebben met het Zellweger-syndroom.

Wat betekent het hebben van het Zellweger syndroom voor de toekomst?

Toename klachten
Bij de meeste kinderen nemen de klachten toe met het ouder worden. Kinderen waarbij de eerste klachten op babyleeftijd ontstaan, hebben vaak veel meer en een snellere toename van klachten dan kinderen waarbij de eerste klachten pas op latere leeftijd ontstaan. Globaal gesproken is het zo dat de ziekte sneller verloopt, wanneer de eerste klachten op jongere leeftijd ontstaan.

Beperkte levensverwachting
Helaas is de levensverwachting van kinderen met het Zellweger syndroom beperkt. Een groot deel van de kinderen wordt niet ouder dan één tot twee jaar. Kinderen komen vaak te overlijden als gevolg van een longontsteking, als gevolg van langzaam steeds minder kracht hebben om te ademen of als gevolg van een hersenbloeding of een bloeding ergens anders in het lichaam.
Een klein deel van de kinderen bereikt de leeftijd van een paar jaar. Kinderen waarbij pas tijdens de puberteit klachten ontstaan, kunnen wel de volwassen leeftijd bereiken. Omdat deze vorm uiterst zeldzaam, is niet goed bekend hoe het met deze volwassenen gaat.

Hebben broertjes en zusjes een vergrote kans op het krijgen van het Zellweger syndroom?

Het Zellweger syndroom is een autosomaal recessief overervende aandoening. Dit houdt in dat broertjes en zusjes 25% kans hebben om ook het Zellweger syndroom te krijgen. Een klinisch geneticus kan hier meer informatie over geven.

Prenatale diagnostiek
Door middel van een vlokkentest in de 12e zwangerschapsweek of een vruchtwaterpunctie in de 16e zwangerschapsweek bestaat de mogelijkheid om tijdens een zwangerschap na te gaan of een broertje of zusje ook deze aandoening heeft. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie). De uitslag van deze onderzoeken duurt twee weken. Voor prenatale diagnostiek kan een zwangere de 8ste week verwezen worden door de huisarts of verloskundige naar een afdeling klinische genetica.

Preïmplantatie Genetische Test (PGT)
Stellen die eerder een kindje hebben gehad met het Zellweger syndroom kunnen naast prenatale diagnostiek ook in aanmerking voor een preïmplantatie genetische test (PGT.) Bij PGT wordt een vrouw zwanger door middel van IVF (In Vitro Fertilisatie). De bevruchting vindt dan buiten het lichaam plaats, waardoor het zo ontstane pre-embryo onderzocht kan worden op het hebben van het Zellweger syndroom. Alleen embryo’s zonder de aanleg voor Zellweger syndroom, komen in aanmerking voor terugplaatsing in de baarmoeder. Voor meer informatie zie www.pgtnederland.nl.

Links

www.stofwisselingsziekten.nl
(Site van de Nederlandse vereniging van stofwisselingziektes)
www.erfelijkheid.nl
(site over diverse erfelijke aandoeningen)

Referenties

  1. Peroxisomal leukoencephalopathy. Poll-The BT, Engelen M. Semin Neurol. 2012;32:42-50
  2. Zellweger syndrome: prenatal and postnatal growth failure with epiphyseal stippling. Kumar S, Suthar R, Sharda S, Panigrahi I, Marwaha RK. J Pediatr Endocrinol Metab. 2014;27:185-8.
  3. Child neurology: Zellweger syndrome. Lee PR, Raymond GV. Neurology. 2013 ;80:e207-10

Auteur: JH Schieving

Laatst bijgewerkt: 5 juli 2014