Ziektebeelden Spierziekten Merosine deficiënte congenitale spierdystrofie

Wat is merosine deficiënte congenitale spierdystrofie?

Merosine deficiënte congenitale spierdystrofie is een aangeboren aanlegstoornis van de spier waarbij een bepaald stofje in de spier mist waardoor de spieren minder sterk zijn dan gebruikelijk.

Hoe wordt een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie ook wel genoemd?

Het stofje wat ontbreekt in de spieren wordt merosine genoemd, vandaar het woord merosine deficiënt, dit betekent een tekort aan merosine. Congenitale geeft aan dat deze aandoening al bij de geboorte aanwezig is. Spierdystrofie geeft aan dat de spieren anders opgebouwd en minder sterk zijn dan gebruikelijk.

Merosine deficiënte congenitale spierdystrofie wordt ook wel afgekort met de letters MDC1A als afkorting van de Engelse term Merosine Deficient Congenital Muscular Disorder. Soms wordt ook de term LAMA2-gerelateerde congenitale spierdystrofie gebruikt, genoemd naar de naam van het foutje in het erfelijk material wat LAMA2 wordt genoemd.

Congenitale spierdystrofie

Merosine deficiënte congenitale spierdystrofie behoort tot de groep van de congenitale spierdystrofieën. Dit is een groep aandoeningen waarbij er een stofje ontbreekt in de spierwand, waardoor de spieren minder kracht kunnen leveren dan gebruikelijk. Andere congenitale spierdystrofieen zijn Ullrich congenitale spierdystrofie , Fukuyama congenitale spierdystrofie of COL6 congenitale spierdystrofie. Deze ziektes lijken heel veel op elkaar en kunnen alleen door middel van een spierbiopt worden onderscheiden.

Hoe vaak komt een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie voor bij kinderen?

Het is niet goed bekend hoe vaak een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie voorkomt bij kinderen. Geschat wordt dat het bij één op de 30.000-100.000 mensen voorkomt.

Wellicht is dit een onderschatting, omdat bij lang niet alle mensen deze diagnose gesteld is. Met name bij mensen met een milde vorm van deze aandoening zal lang niet altijd een spierbiopt verricht zijn, iets wat nodig is om deze diagnose te kunnen stellen.

Bij wie komt een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie voor?

Merosine deficiënte congenitale spierdystrofie is al vanaf de geboorte aanwezig. De meeste kinderen hebben meteen na de geboorte al symptomen, bij andere kinderen wordt pas op de leeftijd van een paar maanden duidelijk dat zij een spierziekte hebben. Zowel jongens als meisjes kunnen deze spierziekte krijgen.

Wat is de oorzaak van een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie?

Fout in erfelijk materiaal

Merosine deficiënte congenitale spierdystrofie wordt veroorzaakt door een foutje in het erfelijk materiaal. Op het 6e chromosoom. De plaats van dit foutje in het erfelijk material wordt het LAMA2-gen genoemd.

Afwijkend eiwit

Als gevolg van het foutje in het erfelijk material word teen bepaald eiwit, laminine A2 genoemd, niet goed aangemaakt. Dit laminine A2 is een belangrijk onderdeel van het eiwit merosine. Zonder laminine A2 kan merosine niet goed aangemaakt wordt.Merosine is een van de stofje die er voor zorgt dat de wand van de spiervezels stevig is. Wanneer merosine ontbreekt dan is de wand van de spiervezel niet zo sterk waardoor de spier zijn werk niet goed kan doen.
Kinderen die helemaal geen laminine A2 hebben meer klachten dan kinderen waarbij nog wel een beetje laminine A2 aanwezig is.

Overerving van de ouders

Het foutje in het gen is meestal overgeërfd van beide ouders. Vaak zijn beide ouders drager van een foutje in het gen. Mensen met een foutje op een van de twee chromosomen 6 hebben geen last van dit foutje omdat ze nog een ander chromosoom hebben zonder foutje. Pas wanneer een kind op beide chromosomen 6 een foutje heeft, krijgt het kind een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie.

Hersenen

Laminine A2 speelt ook een belangrijke rol in de hersenen. Het speelt hier een belangrijke rol in de wand van de bloedvaten en bij de scheiding tussen bloed en hersenen, de zogenaamde bloedhersenbarriere. Hierdoor bevatten de hersenen meer water dan gebruikelijk wat terug te zien is op de MRI scan.

Zenuwen

Ook in de zenuwen van de armen en benen spelt laminine A2 een belangrijke rol. Het speelt met name een rol bij de aanleg van het geleidingslaagje rondom de zenuwen. Hierdoor werken de zenuwen in de armen en benen ook trager dan gebruikelijk. Dit wordt een polyneuropathie genoemd. De meeste kinderen met een merosine deficiënt congenitale spierdystrofie hebben naast het probleem van hun spieren ook een probleem met de zenuwen die de spieren aansturen.

Wat zijn de symptomen van een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie?

Variatie

Er bestaat variatie tussen de klachten van verschillende kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie. De variatie zit met name in de leeftijd waarop de eerste klachten ontstaan en het tempo waarin daarna nieuwe klachten ontstaan.

Slappe baby

Bij het merendeel van de kinderen zijn de eerste symptomen al na de geboorte zichtbaar. Baby’s voelen dan slapper aan en moeten goed ondersteund worden wanneer ze opgetild worden. Wanneer kinderen in hun bedje liggen, liggen ze vaak in een zogenaamde kikkerhouding. De beentjes liggen naar buiten toe geklapt net als de beentjes van een kikker, de schouders liggen plat op de onderlaag. Kinderen hebben moeite om hun bovenarmen en bovenbenen van de matras af te tillen, vaak lukt het wel om de handjes en voetjes van het matras af te tillen en te bewegen.

Zachtjes huilen

Sommige kinderen kunnen alleen zachtjes huilen en hebben niet voldoende kracht om hard te kunnen huilen.

Vastgegroeide gewrichtjes

Omdat kinderen ook in de baarmoeder al minder goed hebben kunnen bewegen, kunnen bepaalde gewrichten bij de geboorte in een bepaalde stand zijn vast gegroeid. Dit worden contracturen genoemd. Door het vastzitten van de gewrichtjes kunnen bijvoorbeeld de knieen niet helemaal gestrekt worden. Contracturen worden vaak gezien bij de knieen, de heupen en de ellebogen. Indien er vanaf de geboorte al contracturen aanwezig zijn wordt dit arthrogryposis genoemd.

Problemen met ademhalen

Door zwakte van de spieren rondom de mond kunnen deze baby’s problemen hebben met ademhalen waardoor ze sneller dan gebruikelijk gaan ademhalen.

Problemen met drinken

Ook kunnen er problemen zijn met drinken. Dit komt aan de ene kant door minder zuig- en slikkracht, aan de andere kant ook door de snelle ademhaling waardoor kinderen het moeilijk vinden om te slikken tussen twee ademhalingen door.

Ontwikkeling

Kinderen met een merosine deficiënte spierdystrofie zullen zich minder snel ontwikkelen dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan later rollen, pakken, zitten en staan dan andere kinderen omdat ze hiervoor niet de spierkracht hebben. Een deel van de kinderen leert wel lopen, het merendeel van de kinderen lukt dit echter niet. Zij hebben een rolstoel nodig om zich te verplaatsen. Kinderen die nog een beetje laminine A2 in hun spieren hebben, hebben een grotere kans om te kunnen leren lopen, dan kinderen die helemaal geen laminine A2 in hun spieren hebben.

Spierzwakte

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hebben last van spierzwakte. Met net name de spieren van het gezicht, de schouders, de bovenarmen, het bekken en de bovenbenen zijn zwak. Hierdoor kunnen kinderen niet goed hun hoofd, armen en benen optillen. Hierdoor zijn kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie niet goed in staat om zelf te kunnen omrollen, zitten, staan.

Soepele gewrichten

Door de spierzwakte kunnen kinderen met deze spieraandoening vaak hun gewrichten overstrekken. Ze zijn heel soepel in hun gewrichten. Hierdoor bestaat er een vergrote kans dat een gewricht uit de kom zal kunnen schieten.

Heupdysplasie

Omdat kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hun heupen niet goed kunnen bewegen, bestaat er een kans dat de heupkom zich niet goed ontwikkelt. Hierdoor kan de heupkop gemakkelijk uit de kom schieten. Het niet goed ontwikkelen van de heupkom wordt een heupdysplasie genoemd.

Pijnklachten

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hebben regelmatig last van pijnklachten als gevolg van overbelasting door de verzwakte spieren. Deze pijnklachten treden met name aan het eind van de dag op. Soms zorgen ze op die manier voor problemen met slapen. De pijn zit meestal in de spieren van de nek, schouder en onderrug, omdat deze spieren het meest belast worden.

Spierkramp

Ook kunnen pijnklachten als gevolg van spierkramp in de verzwakte spieren ontstaan. Vaak gebeurt dit tijdens inspanning.

Gezicht

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hebben vaak een lang en smal gezicht. Het gehemelte is vaak hoog. De mond staat vaak open, kinderen hebben moeite om hun mond dicht te houden. Bij jonge kinderen staat de bovenlip vaak in een driehoekige vorm, ook wel tentmondje genoemd. Vaak is de kaak smal, waardoor er niet altijd plek is voor alle tanden. Ook kan de onderkaak wat naar achteren staan waardoor kinderen een overbeet hebben. Ook dit maakt het kauwen van voedsel moeilijker.

Problemen met praten

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie zijn vaak moeilijker verstaanbaar omdat ze niet genoeg kracht in de spieren rondom de mond hebben om de woorden goed uit te spreken. Dit wordt vaak duidelijk wanneer kinderen moe zijn.
Vaak zijn bepaalde letters waarbij de lipspieren veel gebruikt moeten worden moeilijk om uit te spreken zoals de b, p en de m. Kinderen hebben vaak een stemgeluid alsof ze altijd verkouden zijn. Dit komt omdat kinderen de spierkracht niet hebben om de mond en de neusholte apart van elkaar te scheiden. Er ontsnapt zodoende tijdens het praten steeds wat lucht door de neus.

Problemen met kauwen en slikken

Ook voor het kauwen en slikken zijn spieren nodig. Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hebben hier vaak meer moeite mee. Het kauwen van korstjes brood of taai vlees kan lastig zijn voor kinderen. Sommige kinderen hebben ook problemen met slikken, ze verslikken zich gemakkelijker in eten of drinken en moeten dan hoesten tijdens het eten.

Verstopping van de darmen

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hebben vaak last van verstopping van de darmen. Ze kunnen hierdoor moeilijk poepen, de poep wordt hierdoor vaak hard, waardoor poepen nog moeilijker wordt. Te veel ontlasting in de buik kan zorgen voor buikpijnklachten.

Dunne spieren

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hebben vaak dunne spieren. Bij baby’s is dit nog niet goed zichtbaar, omdat zij nog veel babyvet hebben waardoor minder opvalt dat de spieren dun zijn. Met het ouder worden verdwijnt het babyvet waardoor steeds duidelijker zichtbaar wordt dat de spieren dunner zijn dan gebruikelijk.

Vergroeiingen

Als gevolg van de verminderde spierkracht kunnen worden de gewrichten minder goed bewogen waardoor ze in een bepaalde stand vast kunnen komen te staan. Hierdoor ontstaan vergroeiingen van de gewrichten wat het bewegen verder bemoeilijkt. Deze vergroeiingen worden contracturen genoemd.
De meest kwetsbare gewrichten voor het ontstaan van vergroeiingen zijn de enkels, hierdoor kunnen de voeten in spitsstand komen te staan. Andere gewrichten die gevoelig zijn voor het ontstaan van vergroeiingen zijn de knieën, de ellebogen, de vingers, de schouders en de heupen. Ook kunnen de nek en de rug stijf en minder beweeglijk worden.

Verkromming van de wervelkolom

Bij een deel van de kinderen treedt ook een vergroeiingen op van de wervelkolom. De rug kan hierdoor in een zijwaartse richting gaan verkrommen, dit wordt een scoliose genoemd. Ook kan een voorwaartse verkromming voorkomen dit wordt een lordose genoemd of een achterwaartse kromming dit wordt een kyfose genoemd. Een ernstige scoliose, lordose of kyfose kan zorgen voor problemen met zitten, rugpijnklachten of problemen met ademhalen.

Problemen met het hart

Het hart is ook een spier. Ook de hartspier kan last krijgen van spierzwakte. Dit komt bij een op de drie kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie voor, hoewel de meeste kinderen er in het dagelijks leven weinig of geen last van hebben. Maar een klein deel van de kinderen heeft wel klachten als gevolg van verminderde kracht van de hartspier. Hierdoor wordt het voor het hart steeds moeilijker om het bloed rond te pompen. Zwakte van de hartspier kan zorgen voor klachten zoals vermoeidheid, vocht vast houden of voor hartritmestoornissen.

Ademhalingsproblemen

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie krijgen vaak in toenemende mate problemen met het ademhalen. Dit komt omdat ook de spieren van het middenrif verzwakt raken. Het middenrif is belangrijk om goed adem te kunnen halen. Wanneer het middenrif niet goed kan functioneren zal het kind voortdurend bewust moeten ademen met behulp van de borstspieren en de buikspieren, hetgeen erg vermoeiend is. Vaak worden deze problemen duidelijk tijdens de puberteit of op jong volwassen leeftijd. Het wordt het vaakst gezien bij kinderen die niet kunnen lopen.

Vermoeidheid

Vermoeidheid komt vaker voor bij kinderen met deze spierziekte. Alle bewegingen kosten meer energie zodat kinderen sneller vermoeid zijn. Vermoeidheid kan ook veroorzaakt worden door slaapproblemen, problemen met ademhalen of problemen met de hartfunctie.

Kleine lengte

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie zijn vaak kleiner van lengte dan hun leeftijdsgenoten.

Gewicht

De meeste kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie zijn lichter dan hun leeftijdsgenoten. Dit komt voor een deel omdat ze minder spiermassa hebben.

Epilepsie

Een op de drie kinderen met een merosine deficiënt spierdystrofie heeft last van epilepsie aanvallen. Verschillende soorten epilepsie aanvallen kunnen voorkomen, variërend van aanvallen met staren tot aanvallen met schokkende bewegingen van beide armen en benen.

Leren

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hebben vaker problemen met leren. Dit komt nog iets vaker voor bij kinderen die ook last hebben van epilepsieaanvallen.

Problemen met slapen

Kinderen met deze spierziekte hebben soms problemen met slapen. Dit komt aan de ene kant door spierpijnklachten die juist vaak aan het eind van de dag of in de nacht optreden. Ook zijn er kinderen die zelf niet goed kunnen omdraaien in bed en daardoor slechter slapen. Sommige kinderen hebben ’s nachts problemen met ademhalen, waardoor ze te weinig zuurstof krijgen en telkens wakker worden om even diep te kunnen ademhalen.

Hoe wordt de diagnose merosine deficiënte congenitale spierdystrofie gesteld?

Verhaal en onderzoek

Op grond van het verhaal en de bevindingen bij onderzoek kan vermoed worden dat er sprake is van een spierziekte. Om na te gaan om welke spierziekte het gaat, is nader onderzoek nodig. Andere ziektes de soortgelijke klachten kunnen geven zijn de andere congenitale spierdystrofieen, congenitale myopathieën, spinale spieratrofie of myotone dystrofie.

Bloedonderzoek

Bij kinderen waarbij gedacht wordt aan een spierziekte zal vaak bloedonderzoek verricht worden om na te gaan wat de oorzaak van de spierziekte is. Vaak wordt het spierenzym creatinekinase (CK) bepaald, bij kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie is het CK vaak verhoogd (meestal meer dan 5-10 keer de normaalwaarde) verhoogd. Ook wordt vaak gekeken naar de melkzuurwaarde (lactaat), dit is vaak verhoogd bij kinderen met een stofwisselingsziekte van de spieren en niet bij kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie. Wanneer het bloed na een periode met inspanning wordt geprikt, kan de waarde van het melkzuur wel verhoogd zijn.

Spierecho

Met behulp van ECHO-onderzoek kunnen de spieren van kinderen met verdenking op een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie worden onderzocht. Het blijkt dat de spieren van kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie er anders uit zien dan de spieren van kinderen zonder een spierziekte. Vaak valt op dat bepaalde spiergroepen dunner zijn qua volume, terwijl andere spiergroepen een normaal volume hebben.

Spierzenuwonderzoek

Wanneer er getwijfeld wordt of er sprake is van een aandoening van de spieren of van een aandoening van de zenuwen kan een spierzenuwonderzoek (EMG) worden uitgevoerd. Bij kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie worden zowel afwijkingen aan de zenuwen als afwijkingen aan de spieren gevonden. Dat is heel kenmerkend voor deze vorm van spierdystrofie.

MRI van de spieren

Een andere manier om de spieren in beeld te brengen is door middel van een MRI-scan. Op een MRI-scan kan gezien worden welke spieren er allemaal anders uit zien dan normaal. Een bepaald patroon van aangedane spieren kan doen vermoeden dat er sprake is van een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie.

Spierbiopt

Met een spierbiopt wordt een klein stukje spierweefsel verkregen, vaak uit een spier in het bovenbeen. Dit kan zowel met een dikke naald onder lokale verdoving, als door een chirurg onder algehele narcose worden weggehaald uit de spier. Bij jonge kinderen wordt meestalvoor een spierbiopt onder algehele narcose gekozen. De patholoog kan dit stukje spierweefsel onder de microscoop bekijken. Bij kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie ziet het spierweefsel er anders uit. De spiervezels hebben allemaal een andere grootte en ook kunnen spiervezels vervangen zijn door bindweefsel of door vetweefsel. De patholoog bekijkt de spiervezels met behulp van speciale kleuringen en kan op die manier kijken of bepaalde onderdelen van de spiervezels wel of niet aanwezig zijn. Op deze manier kan de patholoog zien dat het stofje merosine ontbreekt in de spiervezels en hiermee de diagnose merosine deficiënt congenitale spierdystrofie stellen. Ook kan de patholoog aangeven of het merosine helemaal ontbreekt of dat er toch nog een kleine hoeveelheid merosine aanwezig is. Kinderen die helemaal geen merosine hebben, hebben vaak meer problemen dan kinderen waarbij toch nog een beetje merosine aanwezig is.

MRI

Ook de op de MRI van de hersenen worden bij een groot deel van de kinderen met een merosine deficiënt spierdystrofie afwijkingen gezien in de vorm van witte vlekken met onder de hersenschors in de zogenaamde witte stof. Bij een klein deel van de kinderen zijn bepaalde delen van de hersenen niet goed aangelegd. Vaak is de hersenschors van de achterkant van de hersenen anders aangelegd en zijn de kleine hersenen en de brug van de hersenstam kleiner van volume.

Genetisch onderzoek

Door middel van bloedonderzoek kan bij de kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie een foutje in het erfelijk materiaal worden aangetoond op chromosoom 6.

Kindercardioloog

Alle kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie zullen onderzocht worden door de kindercardioloog. Deze kinderarts heeft veel verstand van het functioneren van het hart. Met behulp van het lichamelijk onderzoek, een hartfilmpje en een ECHO-onderzoek van het hart, kan de kindercardioloog een indruk krijgen van het functioneren van het hart om te kijken of een kind hier een probleem mee heeft.

Longarts

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie zullen ook gezien worden door de longarts om te kijken hoe goed hun longen functioneren. De longarts zal regelmatig de longfunctie laten bepalen, met name de hoeveelheid lucht die tijdens een maximale inademing en uitademing kunnen worden ingeademd en de maximale uitademingssnelheid zijn een goede maat voor het functioneren van de longen en de ademhalingsspieren. Wanneer er problemen zijn met de ademhaling, kan de longarts ademhaling ondersteunende behandeling geven.

Orthopeed

Ook de orthopeed zal regelmatig kijken naar kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie. De orthopeed let met name op het ontstaan van een zijwaartse verkromming van de wervels en op het ontstaan van vergroeiingen van gewrichten. Om dit goed te beoordelen zal de orthopeed regelmatig foto’s van de wervelkolom en van bepaalde gewrichten laten maken.

EEG

Kinderen met epilepsie aanvallen zullen vaak een EEG krijgen. Op dit EEG kan epileptische activiteit te zien zijn. Dit is niet kenmerkend voor dit syndroom maar kan bij veel verschillende aandoeningen gezien worden.

Polysomnografie

Bij kinderen met slaapproblemen wordt vaak een slaaponderzoek verricht om te kijken wat de oorzaak van de slaapproblemen is. Tijdens dit slaaponderzoek worden zuurstofgehalte in het bloed, de ademhalingsbewegingen, de hartslag en de hersenactiviteit gemeten.

Hoe worden kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie behandeld?

Geen genezing

Helaas bestaat er nog geen behandeling die een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie kan genezen. De behandeling er op gericht om zo min mogelijk last te hebben van de symptomen en zo goed mogelijk te kunnen omgaan met de symptomen.

Blijven bewegen

Het is heel belangrijk dat kinderen met deze spierziekte blijven bewegen. Vaak bewegen ze niet graag omdat ze gemakkelijk last krijgen van spierpijnklachten. Ook kunnen veel kinderen niet zelfstandig lopen, waardoor zelf bewegen niet gemakkelijk is. Maar door niet te bewegen, raken de spieren in een slechtere conditie waardoor er steeds sneller spierpijnklachten ontstaan. Het is dus belangrijk om wel te bewegen, maar dan regelmatig en rustpauze in te bouwen om de spieren even weer te laten bijkomen. Op deze manier raken de spieren getraind en kan een kind uiteindelijk meer.

Vermijden overgewicht

Voor kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie is het heel belangrijk om geen overgewicht te hebben. Hierdoor worden de spieren extra zwaar belast wat tot meer klachten leidt. Het is voor kinderen met een spierziekte ook veel moeilijker om eventueel overgewicht weer kwijt te raken, daarom is het belangrijk overgewicht te voorkomen. Eventueel kan een diëtiste helpen bij het zorgen voor een gezond gewicht.

Houding in bed

Het kan voor wat grotere kinderen prettig zijn om in bed hun benen wat hoger te leggen met een lichte buiging van de knieën (zogenaamde Fowler houding). Sommige bedden kunnen op deze manier ingesteld worden. Soms lukt het ook met een breed groot kussen onder de knieën.

Fysiotherapie

Met behulp van een fysiotherapeut kunnen de spieren in een zo goed mogelijk conditie worden gehouden. Vaak wordt gezocht naar manieren van bewegen waarbij kinderen hun spieren toch kunnen trainen.
De fysiotherapeut kan ook adviezen geven hoe vergroeiingen van de gewrichten als gevolg van de verminderde mogelijkheid tot bewegen voorkomen kunnen worden. Net als houdingsadviezen om een verkromming van de wervelkolom te voorkomen.
Daarnaast leert de fysiotherapeut kinderen ook oefeningen om de ademhalingsspieren te trainen en oefeningen om slijm in de luchtwegen zo goed mogelijk op te kunnen hoesten. De fysiotherapeut kan daarbij gebruik maken van diverse apparaten, zoals een apparaat omkrachtiger te kunnen hoesten en een behandeling die airstacken heet waardoor de longen goed gevuld worden met lucht.

Ergotherapie

De ergotherapeut kan adviezen geven hoe allerlei dagelijkse bezigheden zoals aankleden, eten, praten maar ook naar school gaan zo makkelijk mogelijk kunnen verlopen. De ergotherapeut kan adviezen geven hoe deze handelingen uit te voeren. Ook weet de ergotherapeut wat voor hulpmiddelen er bestaan of gemaakt kunnen worden om het uitvoeren van deze bezigheden te vergemakkelijken. Veel kinderen met een merosine deficiënt congenitale spierdystrofie hebben een elektrische rolstoel zodat kinderen zichzelf onafhankelijk kunnen blijven verplaatsen. Een rolstoel die zelf met de handen moet worden voortbewogen vraagt meestal te veel van kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie en is daarom niet geschikt voor dagelijks gebruik, alleen voor gebruik op plaatsen waar de elektrische rolstoel niet gebruikt kan worden.

Logopedie

De logopedist kan adviezen geven om het spreken te verbeteren. Ook kan een logopedist adviezen en oefeningen geven bij kauw- en slikproblemen. Het helpt vaak om te kiezen voor wat zachter voedsel en ook hier regelmatig even een pauze tijdens het eten in te lassen.

Sondevoeding

Wanneer het kinderen niet lukt om voldoende te eten, kan het al dan niet tijdelijk, nodig zijn om extra voeding via een sonde te geven. Een tijdelijke sonde loopt vaak via de neus naar de maag toe. Wanneer langere tijd een sonde nodig is zal vaak gekozen worden voor een sonde die rechtstreeks via de huid naar de maag toe loopt. Zo’n sonde heet een PEG-sonde. Later kan deze vervangen worden door een zogenaamde mickey-button die bijna niet meer opvalt.

Tandarts

Kinderen met deze spierziekte hebben vaak meer problemen met hun gebit. Tanden komen niet altijd goed door en door reflux kunnen de tanden van minder goed kwaliteit zijn. Het is daarom belangrijk dat de tandarts vroeg en regelmatig meedenkt. Indien de eigen tandarts onvoldoende ervaring heeft vanwege de zeldzaamheid van de ziekte, bestaat er de mogelijkheid om naar een special centrum voor tandheelkunde toe te gaan die meestal verbonden zijn aan de academische ziekenhuizen.

Revalidatiearts

De revalidatiearts coördineert de verschillende therapievormen en kan adviezen geven over school en hulpmiddelen. Ook schrijft de revalidatiearts vaak nachtspalken voor die spitsvoeten helpen te voorkomen.

School

Kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hebben meestal een normale intelligentie en kunnen meestal in het begin van hun ziekte gewoon basisonderwijs volgen. Problemen met leren komen wel vaker voor. De gymnastieklessen moeten soms wat aangepast worden en op school moet er een mogelijkheid zijn om even te kunnen rusten. Wanneer het niet mogelijk is om regulier basisonderwijs te volgen, gaan veel kinderen naar een cluster 3 school toe: een mytylschool. Deze scholen zijn vaak aangepast aan kinderen met een beperking. Er zijn meer rust mogelijkheden, kinderen kunnen in hun eigen tempo krijgen en therapie kan onder schooltijd gevolgd worden.

Antibiotica

Een deel van de kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie is vatbaarder voor infecties van de luchtwegen en krijgt gemakkelijker een longontsteking. Deze kinderen kunnen baat hebben bij een lage dosering antibiotica die dagelijks of een aantal dagen per week moeten worden geslikt. Op die manier kan een deel van de bacteriële infecties voorkomen worden. Antibiotica helpen natuurlijk niet tegen virusinfecties.

Vaccinatie

Tegen bepaalde virusinfecties kan gevaccineerd worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor het griepvirus, ook wel influenza genoemd. Jonge kinderen met ademhalingsproblemen kunnen ook in aanmerking komen voor vaccinatie tegen het RS-virus. Kinderen en ouders bepalen altijd samen of zij in aanmerking willen komen voor deze vaccinaties.

Medicijnen tegen verstopping

Verstopping van de darmen is een veel voorkomend en vervelend probleem. Met behulp van medicijnen die de ontlasting soepel maken kunnen deze problemen voorkomen worden. Bij hele jonge kinderen wordt het medicijn lactulose gebruikt, bij wat oudere kinderen meestal een medicijn wat het stofje marcrogol bevat. Dit macrogol blijft in de darmen en maakt de ontlasting soepel en stimuleert de darmen om in beweging te blijven. Daarnaast blijft het nodig te letten op vezelrijke voeding, voldoende drinken en zo veel mogelijk bewegen.

Medicijnen tegen reflux

Reflux kan er ook voor zorgen dat kinderen slecht eten. Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine en omeprazol, soms esomeprazol. Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen. Dit wordt een Nissen-operatie genoemd.

Medicijnen van de kindercardioloog

De kindercardioloog kan medicijnen voorschrijven die de pompfunctie van het hart ondersteunen. Ook kunnen medicijnen nodig zijn die hartritmestoornissen voorkomen.

Medicijnen van de kinderlongarts

De longarts kan medicijnen voorschrijven die de longfunctie kunnen ondersteunen, soms zijn antibiotica nodig om infecties te behandelen of te voorkomen.

Pijnstillers

Wanneer ondanks een goede houding, regelmatig rustpauzes en een gezond gewicht nog pijnklachten bestaan, kunnen pijnstillers helpen deze pijnklachten te verminderen. Het is minst schadelijk is het gebruik van paracetamol. Ook warmtezakjes op pijnlijke spieren kunnen verlichting geven. Wisseling van houding tijdens het zitten en liggen is ook erg belangrijk om pijn als gevolg van drukplekken te voorkomen. Sommige kinderen hebben baat bij een zachte massage van de spieren die helpt om afvalstoffen uit de spieren te verwijderen.

Medicijnen voor de behandeling van epilepsie

Ter voorkoming van epileptische aanvallen kunnen verschillende soorten medicijnen worden gebruikt. Er bestaat geen voorkeursmedicijn. Soms kan het best lastig zijn om de epilepsie aanvallen onder controle te krijgen en kunnen combinaties van medicijnen nodig zijn.

Vitamine D

Omdat kinderen met deze spierziekte minder goed kunnen bewegen, zullen hun botten ook minder sterk worden. Dit maakt dat kinderen bij vallen een grotere kans hebben op een botbreuk. Vaak wordt extra calcium en vitamine D gegeven om er voor te zorgen dat de botten toch voldoende sterk worden.

Korset

Voor kinderen met een verkromming van de rug als gevolg van spierzwakte kan een korset helpen voor een betere houding. Uiteindelijk is het dragen van een korset meestal niet afdoende en zal toch een operatie noodzakelijk zijn.

Operatie

Bij kinderen met een ernstige verkromming van de rug (scoliose) is vaak een operatie nodig om verder gaan verkromming te voorkomen. De wervels van de rug worden dan vastgezet. Ook kunnen operaties nodig zijn om vergroeiingen van gewrichten te corrigeren.

Beademing

Een deel van de kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie krijgt met het ouder worden steeds meer problemen met ademhalen als gevolg van zwakte van de spieren van het middenrif. In het begin leiden deze ademhalingsproblemen tot ochtendhoofdpijn, onrustig slapen, vermoeidheid. Deze klachten kunnen verbeteren door nachtelijk ademhalingsondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van neuskapbeademing of CPAP-ondersteuning. Sommige kinderen krijgen een tracheostomie, een buisje in de hals waardoor het gemakkelijk is om slijm uit de longen weg te halen.
Geleidelijk aan kunnen ook problemen overdag ontstaan waardoor ook overdag ademhalingsondersteuning nodig is. Kinderen en ouders bepalen samen met de behandelaars altijd of zij deze vorm van ademhalingsondersteuning wel willen.

Begeleiding

Kinderen en ouders met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hebben vaak behoefte aan begeleiding in het omgaan met deze ziekte, met de gevolgen ervan en met het toekomstperspectief. Een maatschappelijk werkende of een psycholoog kan helpen bij het verwerken van het hebben van een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie en om dit een plaats in het leven te geven. Lotgenotencontact met andere ouders en kinderen kan hen daar bij helpen, via de patiëntenvereniging kunnen zij in contact komen met lotgenoten.

Contact met andere ouders

Het is ook mogelijk om via het forum van deze site een oproepje te plaatsen om in contact te komen met andere ouders met een kind met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie of met een andere jongere die een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie heeft.

Wat betekent het hebben van een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie voor de toekomst?

Stabiel blijven

De meeste kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie hebben spierzwakte als gevolg van hun aandoening. De spierzwakte neemt echter niet toe tijdens het leven, maar blijft gelijk. Toename van gewicht en lengte kan wel een negatief effect hebben op de bewegingsmogelijkheden, omdat de zwakke spieren dan meer gewicht moeten verplaatsen. Dit kan bij gelijkblijvende spierzwakte wel zorgen dat kinderen meer problemen ervaren.

Problemen met ademhalen

Kinderen met een merosine deficiënt spierdystrofie die niet leren lopen, krijgen vaak vanaf de puberteit/jong volwassen leeftijd in toenemende mate problemen met ademhalen waarvoor uiteindelijk beademing nodig is. Het is aan de kinderen/volwassenen zelf of zij ook continue beademing willen hebben.

Rolstoel

Het merendeel van de kinderen met een merosine deficiënt congenitale spierdystrofie heeft een elektrische rolstoel nodig om zich te verplaatsen. Een deel van de kinderen is in staat om stukjes zelfstandig te lopen, ook zij hebben voor langere afstanden vaak een elektrische rolstoel nodig.

Levensverwachting

De levensverwachting van kinderen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie kan normaal zijn en hangt sterk samen met de hoeveelheid problemen die een kind heeft. De levensverwachting kan beperkt zijn bij het ontstaan van ernstige ademhalingsproblemen, longontsteking, hartproblemen of infecties. Bij kinderen met ernstige problemen van het hart of met ademhalingsproblemen zal de levensverwachting verkort zijn.

Vruchtbaarheid

Volwassenen met een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie zijn normaal vruchtbaar. De kans dat hun kinderen ook een merosine deficiënte spierdystrofie krijgen is klein. Hier is alleen sprake van wanneer de partner zelf ook een merosine deficiënt congenitale spierdystrofie heeft of drager is van een foutje in het erfelijk materiaal in het LAMA2-gen.

Hebben broertjes en zusjes een vergrote kans om ook een merosine deficiënte congenitale spierdystrofie te krijgen?

Fout in erfelijk materiaal

Merosine deficiënte congenitale spierdystrofie wordt veroorzaakt door een foutje in het erfelijk materiaal. Het is vaak zo dat beide ouders drager zijn van een foutje in het erfelijk materiaal. Broertjes en zusjes hebben dan 25% kans om zelf ook deze ziekte te krijgen. Een klinisch geneticus kan hier meer informatie over geven.

Prenatale diagnostiek

Wanneer bekend is welk foutje in het erfelijk materiaal verantwoordelijk is voor het ontstaan van de merosine deficiënte congenitale spierdystrofie, dan is het mogelijk om tijdens een volgende zwangerschap prenatale diagnostiek te verrichten in de vorm van een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie.

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Links

VSN
(Nederlandse vereniging voor spierziekten)
Spierziekten
(site met informatie over diverse spierziekten)

Referenties

  1. Relative frequency of congenital muscular dystrophy subtypes: analysis of the UK diagnostic service 2001-2008. Clement EM, Feng L, Mein R, Sewry CA, Robb SA, Manzur AY, Mercuri E, Godfrey C, Cullup T, Abbs S, Muntoni F. Neuromuscul Disord. 2012;22:522-7
  2. Congenital muscular dystrophies: a brief review. Bertini E, D'Amico A, Gualandi F, Petrini S. Semin Pediatr Neurol. 2011;18:277-88

Laatst bijgewerkt: 2 oktober 2013

auteur: JH Schieving