Ziektebeelden Epilepsie CDKL5-syndroom

Wat is CDKL5-syndroom?

CDKL5-syndroom is een erfelijke aangeboren aandoening waardoor kinderen een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie krijgen in combinatie met een ontwikkelingsachterstand als gevolg van een verandering in een stuk DNA wat CDKL5-gen wordt genoemd.

Hoe wordt CDKL5-syndroom ook wel genoemd?

CDKL5 is de naam van de plaats in het DNA waar kinderen met dit syndroom een fout hebben zitten. Een syndroom is een combinatie van symptomen die samen voorkomt als gevolg van een gemeenschappelijke oorzaak.

CDKL5 deficiency disorder
Soms wordt de Engelse term CDKL5 deficiency disorder gebruikt. Dit wordt afgekort met de letters CDD. Defiency betekent dat er ergens een tekort aan bestaat, in dit geval een tekort aan CDKL5.

EIEE2
EIEE is een afkorting voor de Engelse woorden Early Infantile Epileptic Encephalopathy. Het woord early infantile geeft aan dat de eerste klachten als gevolg van dit syndroom ontstaan op de babyleeftijd. Het woord epileptic verwijst naar het voorkomen van epilepsie. Het woord encefalopathy naar het niet goed functioneren van de hersenen als oorzaak en als gevolg van de epilepsie. Er bestaan veel verschillende vormen van EIEE. Dit type is als 2e type beschreven vandaar de naam EIEE2-syndroom.

Atypisch Rett syndroom
Het beeld van kinderen met het CDKL5-syndroom kan veel lijken op het Rett syndroom, wat veroorzaakt wordt door een ander foutje in het erfelijk materiaal (namelijk het MECP2-gen). Daarom wordt het ook wel atypisch Rett-syndroom genoemd.

Hoe vaak komt CDKL5-syndroom voor bij kinderen?

Epilepsie als gevolg van een foutje in het CDKL5-gen is een zeldzame aandoening. Geschat wordt dat de aandoening bij minder dan één op de 100.000 mensen voorkomt. De aandoening is sinds 2004 bekend als aandoening.Wereldwijd hebben iets meer dan 500 mensen deze diagnose gekregen.

Bij wie komt CDKL5-syndroom voor?

Het foutje in het CDKL5-gen is al voor de geboorte aanwezig. De meeste kinderen krijgen al op jonge leeftijd voor hun 1e verjaardag last van deze vorm van epilepsie en hebben een achterstand in hun ontwikkeling. Een klein deel van de kinderen krijgt pas op later in hun kindertijd last van epilepsie.
Zowel jongens als meisjes kunnen dit foutje in het erfelijk materiaal hebben, maar de aandoening komt veel vaker bij meisjes dan bij jongens voor.

Wat is de oorzaak van het ontstaan van het CDKL5-syndroom?

Foutje in erfelijk materiaal
Het CDKL5-syndroom wordt veroorzaakt door een fout op een stukje materiaal van het X-chromosoom. De plaats van deze fout wordt het CDKL5-gen genoemd.

X-gebonden dominant
Het CDKL5-syndroom is een zogenaamde X-gebonden dominante fout. Dit houdt in dat een fout op een X-chromosoom al voldoende is om dit syndroom te krijgen. Meisjes hebben 2 maal een X-chromosoom, jongens 1 maal. Jongens hebben daarnaast ook nog een Y-chromosoom. Zowel jongens als meisjes kunnen het CDKL5-syndroom krijgen. Toch zijn er veel meer meisjes met dit syndroom dan jongens. Dit komt waarschijnlijk omdat een groot deel van de jongens met het CDKL5-syndroom niet levensvatbaar is en al tijdens de zwangerschap komt te overlijden. Meisjes hebben nog een tweede X-chromosoom zonder fout, die maakt dat meisjes met dit syndroom wel levensvatbaar zijn.

Bij het kind zelf ontstaan
Bij bijna alle kinderen met het CDKL5- syndroom is de fout in het DNA bij het kind zelf ontstaan en niet overgeërfd van een ouder.

Geërfd van een ouder
Heel zelden (<1%) blijkt de fout in het DNA wel overgeerfd te zijn van een ouder. Het foutje is bij de ouder dan in de eicel of in de zaadcel aanwezig, zonder dat het in andere lichaamscellen aanwezig is. Daardoor heeft deze ouder zelf geen symptomen van het CDKL5- syndroom. Dit wordt ouderlijke mocaisisme genoemd.

Afwijkend eiwit
Als gevolg van het foutje op het CDKL5-gen wordt een bepaald eiwit niet goed aangemaakt. Dit eiwit heet cyclin-dependent kinase-like 5 ook wel afgekort als CDKL-5. Dit eiwit speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling en aanleg van de hersenen.
Als gevolg van het ontbreken van dit eiwit worden de hersenen anders aangelegd dan gebruikelijk. Hierdoor ontwikkelen kinderen zich trager dan hun leeftijdsgenoten en maken deze hersenen gemakkelijk epilepsie-aanvallen.
Het CDKL5 eiwit stimuleert de werking van het RAC1-eiwit. RAC1-eiwit zorgt voor stevigheid en vorm van zenuwcellen. Het CDKL5-eiwit stimuleert ook de werking van het MECP2-eiwit. Dit eiwit speelt een belangrijke rol bij het aflezen van het DNA, zodat er andere eiwitten worden aangemaakt die belangrijk zijn voor een goede aanleg en werking van de hersenen.

Wat zijn de symptomen van CDKL5-syndroom?

Variatie
Niet alle kinderen met een fout in het CDKL5-gen hebben evenveel problemen. De hoeveelheid en de ernst van de problemen kan sterk verschillen.

Epileptische aanvallen
Bijna alle kinderen met een fout in het CDKL-5 gen hebben epilepsie aanvallen. Deze epilepsie-aanvallen beginnen vaak al op hele jonge leeftijd wanneer de kinderen een paar maanden oud zijn.
Verschillende soorten epilespie-aanvallen kunnen voorkomen. Een groot deel van de kinderen krijgt salaamkrampen en ontwikkelt het syndroom van West. Andere kinderen hadden meer last van kortdurende schokjes op verschillende plaatsen in het lichaam (myoclonieen) of aanvallen waarbij kortdurend verstijfden (tonische aanvallen), soms gevolgd door schokken (tonisch-clonische aanvallen). Wanneer kinderen ouder worden, kunnen ze het zogenaamde Lennox-Gastaut syndroom ontwikkelen, waarbij ook aanvallen voorkomen waarbij kinderen plotseling helemaal slap worden.

Ontwikkelingsachterstand
Kinderen met het CDKL5-syndroom zijn vaak trager in hun ontwikkeling vanaf de geboorte in vergelijking met andere kinderen zonder dit syndroom. Omdat baby’s in hun eerste levensweken nog niet heel veel hoeven te doen, valt dit lang niet altijd op. Vanaf het optreden van de eerste epilepsie aanvallen staat de ontwikkeling vaak stil en leren de baby’s geen nieuwe vaardigheden meer. Later kunnen kinderen ook vaardigheden die ze al beheersten verliezen, zoals het maken van oogcontact, lachen en slikken.
Wanneer het lukt om de epilepsie-aanvallen onder controle te krijgen kan de ontwikkeling verder gaan, maar loopt deze vaak erg vertraagd. De meeste kinderen zullen niet zelfstandig kunnen zitten, lopen of leren praten.

Problemen met zien
Veel kinderen met een foutje in het CDKL-5 gen hebben problemen met zien. Bij een deel van de kinderen is er een probleem met de ogen zelf, maar bij het merendeel van de kinderen zit het probleem in de verwerking van wat er gezien wordt door de hersenen. De hersenen nemen niet waar wat de ogen zien. Kinderen zijn daardoor slechtziend of soms zelfs blind, terwijl er met hun ogen niets aan de hand is. Dit wordt daarom een cerebrale visusstoornis genoemd, het probleem zit in de hersenen (cerebrum), het wordt ook wel afgekort als CVI ( naar de Engelse termen cerebral visual impairment, impairment is beperking).

Autistiforme kenmerken
Veel kinderen met een foutje in het CDKL-5 gen hebben autistiforme kenmerken. Ze leven in een eigen wereldje en hebben niet altijd behoefte aan contact met andere mensen om hen heen. Ze sluiten zich daarvoor af. Vaak hebben ze een bepaalde bezigheid die ze telkens weer herhalen.

Gedragsproblemen
Kinderen met het CDKL5-syndroom kunnen periodes hebben waarin zij ineens hard moeten gillen of lachen zonder dat voor de omgeving duidelijk is waarom dit het geval is. Vaak is dit toch een teken dat kinderen te veel prikkels hebben binnen gekregen, waar kinderen geen raad mee weten.

Problemen met slapen
Problemen met slapen komen vaak voor bij kinderen met het CDKL5-syndroom. Sommige kinderen hebben moeite met het in slaap vallen. Anderen slapen licht en worden gemakkelijk wakker, waarna ze niet meer goed in slaap kunnen vallen. Kinderen kunnen de neiging hebben om hun dag en nachtritme om te draaien.

Lage spierspanning
Jonge kinderen met het CDKL5-syndroom hebben vaak een lage spierspanning. Ze voelen slap aan en moeten goed ondersteund worden wanneer ze opgetild worden. Ze hebben moeite om hun hoofdje op te tillen van de onderlaag. Door deze lage spierspanning vinden kinderen het vaak moeilijk om goed te kunnen zitten, zij zakken gemakkelijk scheef.

Spasticiteit
Wanneer kinderen ouder worden kan er spasticiteit ontstaan in de benen. De benen voelen stijver aan en kunnen minder gemakkelijk gebogen of gestrekt worden. De voeten kunnen in een spitsstand gaan staan. Kinderen krijgen de neiging de benen voor elkaar langs te kruizen waardoor verschonen bijvoorbeeld moeilijk kan worden.

Stereotypieën
Veel kinderen met dit syndroom maken graag bewegingen met hun armen en hun handen die vaak terug keren. Zulke bewegingen worden stereotypieën genoemd. Sommige kinderen gaan wapperen met hun handen, anderen maken draaiende bewegingen of wrijvende bewegingen over de borst heen. En handwringbeweging, handwas beweging of tandenknarsen zijn en veel voorkomende stereotypieën bij kinderen met het CDKL5-syndroom. Deze bewegingen komen vaak voor wanneer kinderen iets heel leuks of iets spannends gaan doen. Kinderen hebben hier zelf geen last van.

Uiterlijke kenmerken
Bij veel syndromen hebben kinderen vaak wat veranderde uiterlijke kenmerken. Hier hebben kinderen zelf geen last van, maar het kan de dokters helpen om te herkennen dat er sprake is van een syndroom en mogelijk ook van welk syndroom. Ook maakt dit vaak dat kinderen met hetzelfde syndroom vaak meer op elkaar lijken dan op hun eigen broertjes en zusjes, terwijl de kinderen toch niet familie van elkaar zijn.
Kinderen met het CDKL5-syndroom hebben vaak een kleine hoofdomtrek. Het voorhoofd is vaak breed. De ogen liggen vaak diep en lijken vrij groot. De neusvleugels staan vaak wat naar buiten gedraaid. De lippen zijn vaak vol.

Kleine hoofdomtrek
Kinderen met een foutje in het CDKL-5 gen hebben bij de geboorte vaak een normale hoofdomtrek. Met het ouder worden groeit het hoofdje minder hard dan dat van leeftijdsgenoten. Hierdoor krijgen kinderen verhoudingsgewijs een kleiner hoofdje.

Lengte
De meeste kinderen met het CDKL5-syndroom zijn kleiner dan hun leeftijdsgenoten.

Handen en voeten
Kinderen met het CDKL5-syndroom hebben vaak smalle handen en voeten. De vingers worden in de richting van de vingertoppen steeds smaller. Kinderen met het CDKL5-syndroom hebben vaak koude handen en voeten.

Ademhalingsproblemen
Kinderen met het CDKL5-syndroom hebben vaak een afwijkend ademhalingspatroon. Bij periodes ademen ze veel te snel of juist veel te langzaam. Sommige kinderen houden tijdelijk op met ademen en lopen hierdoor blauw aan. Dit wordt een breath holding spell genoemd. Er zijn ook kinderen die veel lucht happen en daardoor een opgeblazen bolle buik krijgen.

Problemen met drinken en eten
Kinderen met het CDKL5-syndroom vinden het vaak heel moeilijk om de juiste mond en tongbewegingen te maken om goed te kunnen drinken en eten. Vaak lukt dit niet goed, waardoor het moeilijk is om kinderen met dit syndroom voeding te geven. Dit wordt oromotore dyspraxie genoemd. Veel kinderen zullen sondevoeding nodig hebben om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen.

Reflux
Kinderen met dit syndroom hebben vaak last van het terugstromen van voeding vanuit de maag naar de slokdarm. Dit wordt reflux genoemd. Omdat de maaginhoud zuur is, komt het zuur zo ook in de slokdarm, soms zelfs ook in de mond. Dit zuur kan zorgen voor pijnklachten, waardoor kinderen moeten huilen en soms ook niet willen eten. Ook kan het maken dat kinderen moeten spugen.
Door het zuur kan de slokdarm geïrriteerd en ontstoken raken. Wanneer dit niet tijdige ontdekt en behandeld wordt, kan dit zorgen voor het spuug met daarin bloedsliertjes.

Kwijlen
Kinderen met dit syndroom hebben gemakkelijk last van kwijlen. Dit komt door slapheid van de spieren in het gezicht en rondom de mond, waardoor het speeksel gemakkelijk uit de mond loopt.

Verstopping van de darmen
Verstopping van de darmen komt vaak voor bij kinderen met dit syndroom. De ontlasting komt dan niet elke dag en is vaak hard waardoor kinderen moeite hebben met poepen.

Zindelijkheid
Een groot deel van de kinderen met het CDKL5-syndroom wordt niet zindelijk.

Scoliose
Kinderen met het CDKL5-syndroom hebben gemakkelijker last van een verkromming van de rug. Dit wordt een scoliose genoemd. Deze afwijkende stand van de rug kan zorgen voor problemen met zitten of staan en rugklachten geven.

Hoe wordt de diagnose CDKL-5 syndroom gesteld?

Verhaal en onderzoek
Aan de hand van het verhaal van een kind met een moeilijk behandelbare epilepsie vanaf jonge leeftijd in combinatie met een ontwikkelingsachterstand kan de diagnose CDKL5- epilepsie worden vermoedt. Er bestaan echter ook nog veel andere aandoeningen die precies dezelfde problemen kunnen veroorzaken. Daarom zal aanvullend onderzoek nodig zijn om de juiste diagnose te stellen.

EEG
Bij kinderen met epilepsie aanvallen zal een EEG (hersenfilmpje worden gemaakt). Op het EEG kunnen verschillende epileptiforme afwijkingen worden gezien. Deze afwijkingen zijn niet specifiek voor een foutje in het CDKL-5 gen maar kunnen bij allerlei vormen van epilepsie gezien worden. Het EEG kan aanwijzingen laten zien voor het ontstaan van een syndroom van West of een syndroom van Lennox-Gastaut.

DNA-onderzoek
Door middel van DNA onderzoek kan vastgesteld worden van welke vorm van EIEE er sprake is. Tegenwoordig wordt dat gedaan via een techniek die exome sequencing wordt genoemd. Op deze manier kunnen tegelijkertijd een heleboel mogelijk veranderingen in het DNA in een keer worden onderzocht op de aanwezigheid van een foutje.  

Stofwisselingsonderzoek
Bij kinderen met een ernstige vorm van epilepsie zal vaak stofwisselingsonderzoek op bloed en urine worden verricht. Meestal worden bij kinderen met het CDKL5-syndroom hierin geen bijzonderheden gevonden.

MRI-scan
Bij alle kinderen met een ernstige vorm van epilepsie in combinatie met een ontwikkelingsachterstand zal een MRI-scan van de hersenen gemaakt worden om te kijken of de oorzaak van de epilepsie op te sporen is. Soms is een gebied te zien waar de hersenen minder goed aangelegd zijn. Bij kinderen met een CDKL-5 epilepsie hoeven geen afwijkingen in de hersenen zichtbaar te zijn.

Oogarts
De oogarts kan relatief eenvoudig de ogen onderzoeken. De ogen en de hersenen ontstaan uit dezelfde cellen, daarom kunnen afwijkingen die gevonden worden in de ogen soms iets zeggen over afwijkingen die aanwezig zijn in de hersenen. Daarnaast kijkt de oogarts ook of kinderen goed kunnen zien en kan de oogarts adviezen geven over eventuele hulpmiddelen.

Hoe worden kinderen met een CKL5-epilepsie behandeld?

Geen genezing
Er bestaat geen behandeling die kinderen met een CDKL-5 epilepsie kan genezen. De behandeling is er op gericht om epileptische aanvallen zo goed mogelijk te onderdrukken en om kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling.

Behandeling epilepsie
Met behulp van medicijnen wordt geprobeerd om de epilepsieaanvallen zo veel mogelijk te voorkomen en het liefst er voor te zorgen dat er helemaal geen epilepsieaanvallen meer voorkomen. Bij kinderen met het CDKL5-syndroom is aanvalsvrijheid meestal niet haalbaar. Het doel is dan zo min mogelijk aanvallen en ook zo min mogelijk bijwerkingen van de medicijnen.
Verschillende soorten medicijnen kunnen gebruikt worden om de epilepsie onder controle te krijgen. Dit hangt ook sterk af van de leeftijd die het kind heeft. Bij jonge kinderen wordt vaak gebruikt vigabatrine (Sabril®) of fenobarbital. Bij oudere kinderen worden medicijnen gebruikt zoals natriumvalproaat (Depakine ®), levetiracetam (Keppra ®), clobazam (Frisium ®) en zonisamide (Zonegran®). Na opstarten van de medicijnen hebben deze vaak effect, maar na korte tijd verdwijnt dit effect vaak weer. Dit wordt ook wel honeymoon-effect genoemd. Bij een deel van de kinderen heeft een behandeling met cannabis (CBD) een positief effect op het onderdrukken van de epilepsie.

Er bestaan ook andere behandelingen die een goed effect kunnen hebben op de epilepsie, zoals een ketogeen dieet, een nervus vagusstimulator, of een behandeling met methylprednisolon. Ook een combinatie van deze behandelingen met medicijnen die epilepsie onderdrukken is goed mogelijk.

Aanvalsbehandeling epilepsie
De meeste epilepsieaanvallen gaan vanzelf over binnen enkele minuten. Omstanders hoeven dan niets te doen om de aanval te doen stoppen. Het is belangrijk om zo rustig mogelijk te blijven en het kind zo veel mogelijk met rust te laten.
Wanneer een aanval na 5 minuten nog niet vanzelf gestopt is, dan zal vaak geadviseerd worden om medicijnen te geven om een aanval te doen stoppen. De behandelende arts zal altijd aangeven welk tijdstip voor een bepaald kind het beste is. Medicijnen die gebruikt kunnen worden voor het stoppen van een aanval zijn diazepam rectiole (Stesolid®)midazolam neusspray, midazolam rectiole, lorazepam of clonazepam druppels.
Het effect van deze medicijnen ontstaat na enkele minuten. Nadien zal het kind meestal in slaap vallen, soms ook niet.

Fysiotherapie
Een fysiotherapeut kan adviezen en oefeningen geven hoe ouders hun kind kunnen zo goed mogelijk kunnen tillen en dragen en hoe ze de ontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren. Ook kan de fysiotherapeut adviezen geven hoe vergroeiingen van de gewrichten als gevolg van deze verhoogde spierspanning zo veel mogelijk voorkomen kan worden.

Logopedie
Een logopediste kan tips en adviezen geven indien er problemen zijn met zuigen, drinken, kauwen of slikken. Sommige kinderen hebben baat bij een speciale speen (special need speen) waardoor het drinken uit de fles beter verloopt. Moeders kunnen borstvoeding kolven, zodat kinderen op deze manier toch borstvoeding als voeding kunnen krijgen via de fles.
Ook kan de logopediste helpen om de spraakontwikkeling zo goed mogelijk te stimuleren. Praten kan ook ondersteund worden door middel van gebaren of pictogrammen. Op die manier kunnen kinderen zich leren uitdrukken ook als ze nog geen woorden kunnen gebruiken. Sommige kinderen hebben baat bij een spraakcomputer.

Ergotherapie
Een ergotherapeut kan advies geven over hulpmiddelen die de verzorging van een kindje met het CDKL5-syndroom gemakkelijker kunnen maken. Zoals bijvoorbeeld een speciaal badsteun zodat kinderen gesteund in bad kunnen liggen of een speciale stoel waar kinderen gesteund in kunnen zitten.

Revalidatiearts
Een revalidatiearts coördineert de verschillende therapieën en adviseert ook over hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een aangepaste buggy, steunzolen of aangepaste schoenen.
Ook is het mogelijk via een revalidatie centrum naar een aangepaste peutergroep te gaan en daar ook therapie te krijgen en later op dezelfde manier onderwijs te gaan volgen.

Oogarts
De oogarts kan zorgen voor hulpmiddelen waarmee een kind zo goed als mogelijk is kan zien.
Ook bestaat er speciale begeleiding voor kinderen met een visuele handicap die allerlei adviezen kunnen hebben voor het kind en zijn ouders of verzorgers. Deze begeleiding kan verzorgd worden door VISIO of Bartimeus.

Diëtiste
Wanneer kinderen onvoldoende groeien, kan een diëtiste kijken hoe met energieverrijkte voeding toch voor een voldoende groei kan worden gezorgd.

Sondevoeding
Wanneer drinken ondanks een speciale speen niet goed lukt of te veel energie kost, kan het nodig zijn om een deel van de voeding te geven via een sonde. De sonde loopt via de neus en de keel naar de maag toe. Wanneer langere tijd een sonde nodig is, kan er voor gekozen worden om door middel van een kleine operatie een sonde via de buikwand rechtstreeks in de maag aan te brengen. Zo’n sonde wordt een PEG-sonde genoemd.

Reflux
Reflux kan er ook voor zorgen dat kinderen slecht eten. Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine, omeprazol of esomeprazol. Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen. Dit wordt een Nissen-operatie genoemd.

Kwijlen
Kwijlen kan verminderen door kinderen er bewust van te maken dat ze hun speeksel moeten doorslikken. Ook kunnen oefeningen waarbij geoefend wordt om de mond te sluiten helpen. Er bestaan moderne halsdoekjes die kwijl kunnen opvangen, zodat de kleding niet vies en nat wordt.
Er bestaan medicijnen die het kwijlen minder kunnen maken. Het meest gebruikte medicijn hierdoor is glycopyrrhonium. Soms kan een behandeling van de speekselklieren door middel van botox of door middel van een operatie nodig zijn om er voor zorgen dat kinderen minder kwijlen. Per kind zullen de voor- en nadelen van elke behandeling moeten worden afgewogen.

Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt. Verder blijft het belangrijk om te zorgen dat kinderen voldoende vocht en vezels binnen krijgen en zo veel als kan bewegen. Soms zijn zetpillen nodig om de ontlasting op gang te krijgen.

Behandeling slaapproblemen
Een vast slaapritueel en een vast slaappatroon kunnen kinderen helpen om beter te kunnen slapen. Het medicijn melatonine kan helpen om beter in slaap te kunnen vallen. Er bestaan ook vormen van melatonine met vertraagde afgifte die ook kunnen helpen om weer in slaap te vallen wanneer kinderen in de nacht wakker worden. Slaapmiddelen worden liever niet gegeven aan kinderen omdat kinderen hier aangewend raken en niet meer zonder deze medicatie kunnen. Soms wordt het medicijn promethazine gebruikt om kinderen beter te kunnen laten slapen. Het is altijd belangrijk om uit te sluiten dat epilepsie de oorzaak is van de slaapproblemen, in geval van epilepsie is epilepsie behandeling nodig.

Behandeling spasticiteit
Injecties met botulinetoxine in een spastische spier kan de spasticiteit voor een aantal maanden verminderen. Met behulp van spalken en fysiotherapie kan op deze manier het looppatroon verbeterd worden. Vaak moeten deze injecties na een aantal maanden weer herhaald worden.
Ook kan met behulp van medicijnen geprobeerd worden om de spasticiteit van de benen te verminderen. Nadeel van al deze medicijnen is vaak dat ze de spierzwakte verergeren en in het hele lichaam effect hebben, niet alleen in de benen.
Veel gebruikte medicijnen zijn baclofen (Lioresal ®) en trihexyfenidyl (Artane®). Baclofen kan ook in de vorm van een baclofenpomp worden toegediend.

Infecties
Bij kinderen met terugkeren infecties kan een lage dosis antibiotica helpen om infecties te voorkomen.

Scoliose
De mate van zijwaartse kromming van de wervelkolom moet goed in de gaten gehouden worden. Wanneer de kromming te erg wordt, kan dit problemen geven voor het goed kunnen staan en zitten en de ademhaling beïnvloeden. Wanneer de verkromming te erg wordt, kan verdere verkromming tegengegaan worden door een korset. Indien een korset onvoldoende werkt, is soms een operatie nodig waarbij de wervelkolom wordt vastgezet zodat de verkromming niet meer toe zal kunnen nemen.

Financiele kant van zorg voor een kind met een beperking
De zorg voor een kind met een beperking brengt vaak extra kosten met zich mee. Er bestaan verschillende wetten die zorg voor kinderen met een beperking vergoeden.
Daarnaast bestaan regelingen waar ouders een beroep op kunnen doen, om een tegemoetkoming te krijgen voor deze extra kosten. Meer informatie hierover vindt u in de folder financien kind met een beperking.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of een psycholoog kunnen ouders helpen om het horen van deze ernstige diagnose een plaats te geven in hun dagelijks leven. Het kost voor ouders vaak tijd om te verwerken dat de toekomstverwachtingen van hun kind er heel anders uit zien dan verwacht was.  

Contact met andere ouders
Via de patiëntenvereniging kunnen ouders in contact komen met andere ouders met dezelfde aandoening of met andere aandoeningen die vergelijkbare problemen geven. Ook via het forum van deze site bestaat de mogelijkheid om een oproepje te plaatsen om in contact te komen met andere ouders met het CDKL5-syndroom.

Wat betekent het hebben van CDKL-5 syndroom voor de toekomst?

Moeilijk behandelbare epilepsie
Epilepsie als gevolg van het CDKL5-syndroom is vaak moeilijk behandelbare vorm epilepsie. Veel kinderen zullen last blijven houden van epilepsie aanvallen.

Ontwikkelingsachterstand
De meeste kinderen met epilepsie als gevolg van het CDKL-5-syndroom hebben een ontwikkelingsachterstand. De ernst van deze ontwikkelingsachterstand kan variëren. Sommige kinderen kunnen met wat aanpassingen een zelfstandig leven leiden. Een groot deel zal uiteindelijk afhankelijk blijven van hulp en in een woonvoorziening gaan wonen.

Transitie van zorg
Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar wordt de zorg vaak overgedragen van kinderspecialisten naar specialisten die de zorg aan volwassenen geven. Het is belangrijk om tijdig hierover na te denken. Is er behoefte de zorg over te dragen naar specialisten voor volwassenen of kan de huisarts de zorg leveren die nodig is.En als er behoefte is aan overdragen van de zorg naar specialisten voor volwassenen, naar welke dokter(s) wordt de zorg dan overgedragen? In welk ziekenhuis kan de zorg het beste geleverd worden. Het proces van overdragen van de zorg wordt transitie genoemd. Het is belanrgijk hier tijdig over na te denken en een plan voor te maken samen met de dokters die betrokken zijn bij de zorg op de kinderleeftijd. Ook verandert er veel in de zorg wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. Voor meer informatie over deze veranderingen verwijzing wij u naar het artikel veranderingen in de zorg 18+.

Levensverwachting
De levensverwachting van kinderen met een CDKL-5 syndroom hangt sterk samen met de ernst van de epilepsie en de ontwikkelingsachterstand. Bij kinderen met een zeer ernstige vorm van epilepsie en een ernstige ontwikkelingsachterstand kan de levensverwachting beperkt zijn. Kinderen komen dan te overlijden als gevolg van een niet te behandelen status epilepticus of als gevolg van een terugkerende longontstekingen.
Kinderen met epilepsie die redelijk onder controle is en met een voortgaande ontwikkeling, kunnen een normale levensverwachting hebben.

Kinderen krijgen
De meeste volwassenen met het CDKL5-syndroom zullen vanwege hun beperkingen niet zelf in staat zijn om kinderen op te voeden en daarom geen kinderen krijgen. Of het hebben van dit syndroom van invloed is op de vruchtbaarheid is niet bekend. Wanneer een volwassene met een milde vorm van het CDKL5-syndroom kinderen krijgt, dan hebben deze kinderen 50% kans om zelf ook dit syndroom te krijgen.

Hebben broertjes en zusjes een vergrote kans om CDKL-5 syndroom te krijgen?

Fout in erfelijk materiaal
De meeste kinderen met een CDKL-5 syndroom hebben dit foutje niet overgeerfd van een van de ouders. Het foutje is bij het kind zelf ontstaan. In deze situatie hebben broertjes en zusjes nauwelijks kans om zelf ook CDKL-5 syndroom te krijgen. Zelden heeft een van de ouders in een deel van de cellen waaronder de eicellen of zaadcellen de fout in het CDKL5-gen. Dit wordt ouderlijk mocaisisme genoemd. In die situatie hebben broertjes en zusjes wel een verhoogde kans om zelf ook het CDKL5-syndroom te krijgen. De kans hierop is klein, ongeveer 1%.
Een klinisch geneticus kan hier meer over vertellen.

Prenatale diagnostiek
Wanneer ouders kinderwens hebben en eerder een kind met het CDKL5-syndroom hebben gekregen, dan bestaat er de mogelijkheid om tijdens een volgende zwangerschap door middel van een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie te kijken of dit kindje ook deze aandoening heeft. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie).

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Links

www.cdkl-5.nl/cdkl5-syndroom
(Site van de Nederlandse stichting over CDKL5-syndroom)
www.epilepsievereniging.nl
(Nederlandse vereniging voor epilepsie)
www.epilepsie.nl
(site van het nationaal epilepsiefonds)

Referenties

  1. Mutational spectrum of CDKL5 in early-onset encephalopathies: a study of a large collection of French patients and review of the literature. Nemos C, Lambert L, Giuliano F, Doray B, Roubertie A, Goldenberg A, et al. Clin Genet. 2009;76:357-71
  2. Clinical and electroencephalographic features in patients with CDKL5 mutations: two new Italian cases and review of the literature. Pintaudi M, Baglietto MG, Gaggero R, Parodi E, Pessagno A, Marchi M, Russo S, Veneselli E. Epilepsy Behav. 2008;12:326-31.
  3. Key clinical features to identify girls with CDKL5 mutations. Bahi-Buisson N, Nectoux J, Rosas-Vargas H, Milh M, Boddaert N, et al. Brain. 2008;131:2647-61.
  4. Cannabis for refractory epilepsy in children: A review focusing on CDKL5 Deficiency Disorder. Dale T, Downs J, Olson H, Bergin AM, Smith S, Leonard H. Epilepsy Res. 2019;151:31-39

Laatst bijgewerkt: 21 december 2019 voorheen: 30 juni 2019 en 12 december 2009

Auteur:JH Schieving