Wat is een herseninfarct?
Een herseninfarct is een beschadiging van het hersenweefsel door een al dan niet tijdelijke afsluiting van een bloedvat in de hersenen.
Hoe wordt een herseninfarct ook wel genoemd?
Een infarct is het medische woord voor beschadiging van deel van een orgaan doordat er te weinig bloed naar dit orgaan is gegaan. Een infarct kan in allerlei verschillende organen ontstaan. Door toevoeging van het woord hersen wordt aangegeven dat er sprake is van een infarct in de hersenen.
Beroerte
Een herseninfarct wordt ook wel een beroerte genoemd.
CVA
Een andere naam die ook wel gebruikt wordt is de afkorting CVA wat staat voor Cerebro Vasculair Accident. Cerebro is de Latijnse naam voor hersenen, vasculair betekent van de bloedvaten en accident betekent gebeurtenis. De termen CVA en beroerte worden ook gebruikt voor een hersenbloeding, wat iets anders is dan een herseninfarct.
Stroke
Ook wordt de Engelse term stroke gebruikt voor een herseninfarct.
Arteriele ischemische stroke
Ook wordt vaak gesproken van Arteriele Ischemische Stroke, afgekort als AIS, om aan te geven dat het gaat om afsluiting van een slagader (arterie) die zorgt voor het ontstaan van ischaemie.
Wanneer het herseninfarct op de babyleeftijd ontstaat voor de leeftijd van 28 dagen oud wordt gesproken van een neonatale arteriele ischemische stroke, wanneer deze na de leeftijd van 28 dagen ontstaan van een arteriele ischemische stroke op de kinderleeftijd.
Een stroke die ontstaat door afsluiting van een ader wordt een sinustrombose genoemd en wordt in een apart hoofdstuk behandeld.
Hoe vaak komt een herseninfarct van de bloedvatwand in de hals voor bij kinderen?
Eén op de 4000 kinderen maakt een herseninfarct door. De meeste herseninfarcten komen voor bij pageborenen. Bij kinderen ouder dan een maand komt een herseninfarct bij één op de 30.000-50.000 kinderen voor.
Herseninfarcten komen vaker voor op volwassen leeftijd. Van alle mensen die een herseninfarct krijgt, is dat bij minder dan een op de 100 mensen op de kinderleeftijd.
Bij wie komt een herseninfarct voor?
Herseninfarcten kunnen op elke leeftijd optreden. Het grootste gedeelte van de herseninfarcten op de kinderleeftijd ontstaat bij pasgeborenen en dan met name bij kinderen die te vroeg geboren zijn (prematuur geboren kinderen).
Herseninfarcten komen zowel bij jongens als bij meisjes voor.
Wat zijn de oorzaken van een herseninfarct?
Verschillende oorzaken
Een herseninfarct bij kinderen kan veel verschillende oorzaken hebben. De meestvoorkomende oorzaken zijn infecties, stollingsstoornissen, hartafwijkingen, bloedvatwandafwijkingen en stofwisselingsziekten. Vaak is er niet sprake van een oorzaak, maar gaat het om een combinatie van oorzaken.
Suiker en zuurstof tekort
Bij alle oorzaken wordt door een stolsel of door afsluiting van het bloedvat door veranderingen in de bloedvaatwand een bloedvat afgesloten. Hierdoor krijgt een deel van de hersenen tijdelijk geen bloed. De hersenen hebben voortdurend suiker en zuurstof nodig om goed te kunnen functioneren. Wanneer de hersenen gedurende vijf minuten geen suiker en zuurstof krijgen zullen zij beschadigd raken. Zo ontstaat een herseninfarct.
Infectie
Een herseninfarct kan ontstaan als gevolg van een infectie van de hersenen. Dit is vaak bij pasgeborenen het geval. Verschillende infecties veroorzaakt door een bacterie of een virus kunnen een herseninfarct veroorzaken. Bij grotere kinderen wordt een herseninfarct regelmatig veroorzaakt door het virus wat waterpokken veroorzaakt: het varicella-zoster virus. Dit virus zorgt voor een tijdelijke vernauwing van de bloedvaten waardoor bepaalde delen van de hersenen te weinig bloed en daarmee te weinig zuurstof krijgen en een beschadiging oplopen. Dit wordt een postvaricella arteriopathie genoemd. Het herseninfarct ontstaan bij het varicella zoster virus meestal een tot enkele weken na het doormaken van de waterpokken. Ook andere infecties van de ogen, neus, keel ,oren of hals kunnen de oorzaak zijn van een herseninfarct.
Stollingsafwijkingen
Er bestaan verschillende stollingsafwijkingen waardoor het bloed gemakkelijker kan stollen. Zo’n stolsel kan een bloedvat afsluiten. Veelvoorkomende stollingsafwijkingen die kunnen zorgen voor stolsels in de bloedvaten zijn bijvoorbeeld een proteïne C deficiëntie, een proteïne S deficiëntie, factor V Leiden deficiëntie, antifosfolipiden syndroom of het voorkomen van lupus coagulans. Daarnaast bestaan er nog veel andere stollingsproblemen die zeldzamer zijn, maar die ook een herseninfarct kunnen veroorzaken.
Hartafwijkingen
Kinderen met een hartafwijking hebben ook een vergrote kans om een herseninfarct te krijgen. Als gevolg van de hartafwijking ontstaan gemakkelijker stolsels in het hart die door het hart uitgepompt kunnen worden naar de bloedvaten van het hoofd. In de hersenen sluiten ze dan een bloedvat af waardoor een herseninfarct ontstaat. Bij de meeste kinderen die een herseninfarct krijgen als gevolg van een hartafwijking dat er sprake was van een hartafwijking. Herseninfarcten kunnen ook ontstaan tijdens een operatie ter correctie van een hartafwijking.
Bloedvatwandafwijkingen
Een andere oorzaak voor een herseninfarct is een verandering van de bloedvaatwand waardoor een herseninfarct ontstaat. Dit wordt bijvoorbeeld gezien bij bloedvatwandafwijking moya moya wat vaker wordt gezien bij kinderen die de ziekte neurofibromatose type I hebben. Ook bij kinderen met auto-immuunziekten als SLE, de ziekte van Sjogren, de ziekte van Wegener of bijvoorbeeld sarcoidose kunnen door een ontsteking van de bloedvaatwand vernauwingen in de bloedvaten ontstaan die een herseninfarct kunnen veroorzaken. Ook een scheur in de bloedvaten (dissectie) als gevolg van een ongeval of als gevolg van een rek op de bloedvaten kan zorgen voor een afsluiting van een bloedvat. De kans op een dissectie is groter bij kinderen de ziekte van Marfan, de ziekte van Loeys-Dietz of met Ehlers-Danlos type 4. Bloedvatwandveranderingen kunnen ook voorkomen bij de ziekte fibromusculaire dysplasie. Ook bij het PHACE syndroom komen herseninfarcten vaker voor.
Hoge bloeddruk
Kinderen met een hoge bloeddruk hebben een verhoogde kans om een herseninfarct te krijgen.
Bloedziekten
Kinderen met sikkelcelziekte hebben een vergrote kans om een herseninfarct te krijgen. Sikkelcelziekte komt niet zo vaak voor bij Nederlands kinderen, maar wel bij kinderen die uit Afrika komen. Ook kinderen met te veel bloedplaatsjes of te veel rode bloedcellen hebben een vergrote kans op een herseninfarct. Hiervoor bestaan verschillende oorzaken zoals infecties, maar ook bijvoorbeeld een ziekte als leukemie.
Kanker
Kinderen met verschillende vormen van kanker hebben een vergrote kans op het ontwikkelen van een herseninfarct. Dit kan komen door de kanker zelf of als gevolg van de behandeling voor de kanker met bestraling of met chemotherapie.
Stofwisselingsziekten
Een groot aantal stofwisselingsziekten kunnen ook een herseninfarct veroorzaken. Het gaat om vetstofwisselingsstoornissen, de stofwisselingsziekte homocysteinurie, de ziekte van Fabry en de mitochondriele ziekte MELAS of POLG1.
Pasgeborenen
Bij pasgeborenen met een herseninfarct spelen andere oorzaken vaak een rol. Pasgeborenen hebben een vergrote kans op een herseninfarct wanneer zij zuurstofgebrek hebben gehad bij de geboorte, wanneer zij een bloedvergiftiging hebben of wanneer de moeder suikerziekte of een zwangerschapsvergiftiging heeft gehad tijdens de zwangerschap.
Wat zijn de verschijnselen van een herseninfarct?
Verschillende klachten
Een herseninfarct kan verschillende klachten geven. Welke klachten zullen ontstaan hangt af van de plaats in de hersenen waar het herseninfarct is ontstaan. De meest voorkomende klachten zijn krachtsverlies, problemen met praten en slikken, hoofdpijn, veranderd gedrag, epilepsieaanvallen, problemen met het evenwicht, veranderd gevoel en problemen met zien.
Acuut begin
De klachten bij een herseninfarct beginnen acuut van het ene op het andere moment en zijn maximaal binnen enkele uren tot enkele dagen. Daarna verergeren de klachten niet meer.
BE FAST
Bij een groot deel van de kinderen is de afkorting BE FAST voor snelle herkenning van een herseninfarct bij volwassenen ook van toepassing. Waar de B staat voor balansproblemen en de E voor eyes, problemen met zien, de F staat voor face, wat gezicht betekent. De A staat voor Arm, de S voor speech of spreken en de T voor time of tijd. Echter niet bij alle kinderen. Er kan bij kinderen sprake zijn van een herseninfarct zonder dat BE FAST van toepassing is.
BE FAST betekent in het Engels wees snel, hiermee wordt bedoeld dat een herseninfarct een noodsituatie is en dat het verstandig is snel medische hulp te zoeken door 112 te bellen.
Hoofdpijn
Een op de twee tot vijf kinderen met een herseninfarct heeft last van hoofdpijnklachten die in korte tijd zijn ontstaan.
Krachtsverlies
Bij kinderen met een herseninfarct is er vaak sprake van krachtsverlies. Het kan gaan om krachtsverlies van een arm en een been, of van twee benen of van krachtsverlies in het gezicht net afhankelijk van welke gebieden in de hersenen zijn aangedaan. Door het krachtsverlies zijn er problemen met kruipen, zitten, staan en lopen. De arm of het been met krachtsverlies voelt vaak slap aan. Na enkele dagen tot weken neemt de spierspanning in de verlamde arm of been juist toe en wordt deze arm of been spastisch.
Problemen met praten en slikken
Veel kinderen met een herseninfarct hebben problemen met praten en slikken omdat de spieren van het gezicht en van de keel ook gedeeltelijk verlamd zijn. Het praten klinkt onduidelijk. Tijdens het eten en met name tijdens het drinken verslikken zij zich.
Bij kinderen met een herseninfarct aan de linkerkant van de hersenen waar het taalcentrum zit komen ook problemen met het maken van taal voor. Deze kinderen kunnen niet meer goed op de juiste woorden komen, ze praten vaak weinig. Ook het begrijpen wat andere mensen zeggen is vaak moeilijk. Bij kinderen die al konden lezen lukt dit vaak niet meer.
Problemen met zien
Door de beschadiging in de hersenen als gevolg van het herseninfarct kunnen problemen met zien ontstaan. Kinderen zien vaak niet wat er aan een kant van het lichaam gebeurt, ze missen de helft van het beeld en daar zijn ze zich niet altijd bewust van. Ze lopen bijvoorbeeld tegen voorwerpen aan die aan kant van het lichaam staan tijdens het lopen, of ze eten maar de helft van het bord leeg.
Problemen met het evenwicht
Een deel van de kinderen met een herseninfarct in de kleine hersenen heeft problemen met het bewaren van het evenwicht. Ze staan niet meer stevig en lopen wankel. Sommige kinderen hebben last van trillen van de armen en benen. De ogen kunnen bij kinderen met een herseninfarct in de kleine hersenen kunnen heel schokkerig bewegen.
Veranderd gevoel
Problemen van een veranderd gevoel in de armen en benen komen voor bij beschadiging van die delen van de hersenen waar het gevoel geregeld wordt.
Epilepsie
Bij een op de vijf tot tien kinderen met een herseninfarct komen epilepsie aanvallen als gevolg van de hersenbeschadiging voor. Het kan gaan om kleine aanvallen met trekkingen in een arm, been of mondhoek of ook om grote aanvallen met trekkingen van beide armen en benen. Bij pasgeborenen zijn epilepsieaanvallen vaak een van de eerste tekenen van een herseninfarct.
Veranderd gedrag
Een deel van de kinderen met een herseninfarct laat veranderd gedrag zien. Kinderen zijn bijvoorbeeld meer aan het huilen of juist stiller dan gebruikelijk.
Pasgeborenen
Bij pasgeborenen zijn de symptomen van een herseninfarct lang niet altijd erg duidelijk. Epilepsieaanvalletjes zijn vaak een van de eerste tekenen van een herseninfarct. Ook stil gedrag en geprikkeldheid kunnen tekenen zijn van een herseninfarct bij pasgeboren kinderen. Net als kortdurende periodes van niet ademen (apneu’s), hartslagvertragingen, voedingsproblemen, spugen, temperatuursschommelingen.
Hoe wordt de diagnose herseninfarct gesteld?
Verhaal en onderzoek
Op grond van het verhaal en de bevindingen bij lichamelijk onderzoek kan de kinderneuroloog vermoeden dat er sprake is van een herseninfarct. Maar ook andere ziektes kunnen een vergelijkbaar ziektebeeld geven, zoals een migraine aanval, een epilepsie aanval, onbedoelde inname van medicijnen of andere schadelijke stoffen, een ontsteking van de hersenen zelf (encefalitis) of functionele klachten. Wanneer naar alle kinderen met acute uitvalsverschijnselen wordt gekeken blijkt een op de vijf kinderen een herseninfarct te hebben.
Ped-NIHHS
Er bestaat een speciale scoresysteem voor kinderen om de ernst van het herseninfarct vast te leggen. Dit scoresysteem wordt de Ped-NIHHS genoemd.
Scan van de hersenen
Wanneer de kinderneuroloog vermoedt dat er sprake is van een herseninfarct zal er een scan van het hoofd gemaakt worden. Meestal zal eerst een CT-scan gemaakt worden, omdat een CT-scan meestal sneller ter beschikking is dan een MRI-scan. Op een MRI scan zijn vaak wel meer details te zien als op een CT-scan, dus het heeft de voorkeur om een MRI scan van de hersenen te maken wanneer dit mogelijk is. Zowel met een CT-scan als met een MRI-scan kunnen de bloedvaten in de hersenen worden afgebeeld. Oorzaken van een herseninfarct die veroorzaakt worden door veranderingen in de bloedvaat wand kunnen op deze manier opgespoord worden. Er worden verschillende MRI-opnames gemaakt waaronder een een T1-opname, een T2-opname, een DWI, een FLAIR en een SWI. Soms wordt ook contrastvloeistof gegeven om te kijken of de vaatwand aankleurt.
Angiografie
Wanneer op een CT-scan of een MRI-scan afwijkingen worden gevonden aan de bloedvaatwand, kan het soms noodzakelijk zijn om met behulp van contrastvloeistof via een katheter in de lies alle bloedvaten met behulp van röntgenfoto’s zichtbaar te maken, dit wordt een angiografie genoemd. Zo kunnen alle bloedvaten in het hoofd goed bekeken worden. Tegenwoordig wordt er vaak voorgekozen om met behulp van de CT-scan of de MRI scan de bloedvaten af te beelden. Dit wordt een CT-A of MRA genoemd. Vaak wordt een MRA-3D-TOF opname gemaakt en wordt er contrastvloeistof gegeven.
Kindercardioloog
Kinderen met een herseninfarct zullen ook onderzocht worden door de kindercardioloog om te kijken of er sprake is van een hartafwijking die dit herseninfarct veroorzaakt heeft. Om dit te beoordelen zal een ECHO van het hart gemaakt worden.Zelden zijn problemen met het hartritme de oorzaak van een herseninfarct bij kinderen. Hiervoor kan een hartfilmpje (ECG) worden gemaakt of een langerdurende Holter-analyse.
Bloedonderzoek
Met bloedonderzoek wordt geprobeerd de oorzaken van het herseninfarct te achterhalen. Het bloed wordt onderzocht op het voorkomen van stolingsstoornissen (Protrombine, Proteine C, proteine S, FVL, Anti-trombine, lupus coagulans, anticardiolipines en anti-B2 glycoproteine), infecties (BSE, CRP, witte bleodcellen), stofwisselingsziekten of aanwijzingen voor auto-immuunziekten (BSE, CRP, ANA) die afwijkingen aan de bloedvaatwand veroorzaken.
Stofwisselingsonderzoek
Met behulp van bloed en urineonderzoek kunnen bepaalde stofwisselingsziekten als oorzaak van een herseninfarct worden opgespoord. (Ziekte van Fabry, MELAS, POLG)
DNA onderzoek
In geval van een dissectie met hypermobiliteit bij lichamelijk onderzoek of moya moya als oorzaak van het ontstaan van een herseninfarct kan overwogen worden om onderzoek in te zetten naar bindweefselaandoeningen (COl3A1, COL4A1 ACTA2, GUCY, RNF213 (moya moya))
Ruggenprik
Door middel van een ruggenprik kan het vocht wat rondom de hersenen en het ruggenmerg stroomt worden onderzocht. Op deze manier kan een ontsteking van de bloedvaten in de hersenen worden opgespoord. Met behulp van speciale technieken (PCR HSV of VZV, antistoffen) kan gekeken worden of er aanwijzingen zijn voor een virus of een bacterie die deze ontsteking veroorzaken.
EEG
Bij verdenking op epilepsieaanvallen kan een EEG gemaakt worden om te beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van epilepsieaanvallen.
Hoe wordt een herseninfarct behandeld?
Acute behandeling herseninfarct
Op volwassen leeftijd bestaan allerlei behandelingen die kunnen worden ingezet om het stolsel wat het bloedvat afsluit op te lossen (intraveneuze trombolyse/IVT) of te verwijderen (mechanische trombectomie/MT). Dit kan alleen in de eerste uren na het ontstaan van een herseninfarct, tot 4,5 uur na het ontstaan van het herseninfarct voor trombolyse en tot 6 uur na het ontstaan van het herseninfarct voor trombectomie. Bij kinderen met een mismatch tussen de kliniek en de grootte van het herseninfarct kan ook trombectomie worden overwogen na deze 6 uur (SaveChildsStudy).
Inmiddels is er ook ervaring opgedaan met deze behandelingen bij kinderen en kunnen deze behandelingen ook overwogen worden bij kinderen. Het hangt van de oorzaak van het ontstaan het herseninfarct op de kinderleeftijd of deze behandelingen een optie zijn of niet. Deze behandelingen zijn met name geschikt voor kinderen waarbij een stolsel (embolie) een bloedvat heeft afgesloten en minder geschikt voor kinderen met een aandoening van de bloedvatwand (vasculopathie). Een embolie als oorzaak van het herseninfarct is meer waarschijnlijk bij tieners en bij kinderen met een hartaandoening, terwijl bij kleuters en lagere schoolkinderen er vaker sprake is van een vasculopathie.
Kinderen die recent een grote operatie hebben gehad of bloedverdunnende medicijnen gebruiken kunnen om deze redenen niet in aanmerking komen voor deze behandelingen.
Vanaf de leeftijd van 5 jaar kan trombectomie worden uitgevoerd met dezelfde apparatuur die ook gebruikt wordt voor volwassenen, onder deze leeftijd zal speciale kleinere apparatuur nodig zijn. Die zal niet in alle ziekenhuizen in Nederland aanwezig zijn.
Kinderaspirine
Volwassenen met een herseninfarct worden vaak behandeld met een kinderaspirine om de kans op een nieuw herseninfarct kleiner te maken. Bij kinderen is hier weinig onderzoek naar verricht, maar het lijkt erop dat het gebruiken van een kinderaspirine per dag de kans op een nieuw herseninfarct kan verkleinen. De eerste dagen na het herseninfarct wordt een wat hogere dosering kinderaspirine gegeven, daarna zullen kinderen voor langere tijd een wat lagere dosis (3-5 mg/kg/dag) kinderaspirine moeten gebruiken. Wanneer een kind wordt behandeld met trombolyse wordt op de dag van trombolyse geen kinderaspirine gegeven.
Antistolling
Bij kinderen met een stollingsstoornis waarbij het bloed gemakkelijk stolt kan een kinderaspirine te weinig krachtig zijn om nieuwe stolsels te voorkomen. Deze kinderen krijgen vaak sterkere antistolling voorgeschreven in de vorm van acenocoumarol of zogenaamde laag moleculaire heparine. Met behulp van regelmatige controles bij de trombosedienst en bloedprikken wordt bepaald hoeveel tabletjes acenocoumarol gegeven moeten worden. Ook aan kinderen met een herseninfarct als gevolg van een hartprobleem wordt vaak gedurende enkele maanden deze vorm van antistolling gegeven.
Bloedtransfusies
Kinderen met een herseninfarct veroorzaakt door sikkelcelziekte moeten regelmatig behandeld worden met bloedtransfusies om er voor te zorgen dat het aantal afwijkende rode bloedcellen als gevolg van de sikkelcelziekte zo laag mogelijk is.
Prednison
Wanneer er sprake is van een ontsteking van de bloedvatwand (vasculitis) kan een behandeling met prednison via het infuus of via tabletvorm helpen om de ontsteking tot rust te laten komen.
Infectie
In geval van een infectie kan behandeling met antivirale medicijnen in geval van het herpesvirus (aciclovir) of met antibiotica in geval van een bacterie nodig zijn. Vaak wordt dit gecombineerd met een behandeling met prednison via het infuus of in tabletvorm.
Koorts
Wanneer er sprake is van koorts, wordt vaak paracetamol gegeven net als bij volwassenen, om de koorts te onderdrukken.
Operatie
Heel zelden worden kinderen steeds minder alert en raken kinderen in coma als gevolg van zwelling van de hersenen door het herseninfarct. Er onstaat dan een levensbedreigende situatie die inklemming wordt genoemd. De neurochirug kan door middel van een operatie een deel van de schedel verwijderen, zodat de hersenen weer ruimte krijgen om te zwellen, waardoor inklemming voorkomen kan worden. Een op de 100 kinderen met een herseninfarct van de grote hersenen komt hiervoor in aanmerking. Zo'n operatie wordt een hemicraniectomie genoemd.
Behandeling epilepsie
Bij kinderen met epilepsieaanvallen als gevolg van een herseninfarct worden vaak medicijnen voorgeschreven die nieuwe epilepsieaanvallen kunnen voorkomen.
Fysiotherapie
Met behulp van een fysiotherapeut kunnen de spieren bij krachtsverlies weer getraind worden en kan het kind geleidelijk aan leren zelf weer te kruipen, zitten, staan en lopen.
Logopedie
De logopediste kan allerlei oefeningen geven om het praten en slikken weer te verbeteren. Ook kan ze alternatieve manier van communiceren aanbieden bijvoorbeeld door het communiceren met een plaatjesboek.
Sondevoeding
Bij kinderen met een herseninfarct die grote problemen met slikken hebben, kan het tijdelijk nodig zijn om sondevoeding te gaan geven. Dit om complicaties van verslikken zoals een longontsteking te voorkomen.
Ergotherapie
De ergotherapeut kan het kind weer leren om zich zelf te redden. Ook kan de ergotherapeut advies geven over hulpmiddelen die het zelfstandig functioneren weer makkelijker maken. Zo bestaat er aangepast bestek, aangepaste borden en bekers. Een ergotherapeut kan ook advies geven over een geschikte rolstoel.
Revalidatie
Een revalidatiearts coördineert de verschillende therapievormen. Tijdens de herstelfase kunnen kinderen allerlei soorten therapie krijgen om het herstel te bevorderen in het revalidatiecentrum.
Begeleiding
Begeleiding van ouders en kinderen van een kind die een herseninfarct doormaakt is heel belangrijk. Lotgenotencontact kan hierbij erg belangrijk zijn.Een maatschappelijk werkende of een psycholoog kunnen begeleiding geven bij het verwerken van besef dat uw kind een herseninfarct heeft en de consequenties die dat heeft voor uw kind en voor de rest van het gezin.
Contact met andere ouders
Via het forum van deze site onder het kopje contact met andere ouders kunnen ouders een oproepje plaatsen om in contact te komen met andere ouders van een kind die een hersenvliesinfarct heeft doorgemaakt.
Wat betekent een herseninfarct voor de toekomst van het kind?
Herstel
In de weken na het ontstaan van het herseninfarct zal geleidelijk aan herstel gaan optreden. Bij sommige kinderen gaat het herstel vlot, bij anderen gaat het veel langzamer. Dit hangt ook sterk af van de grootte van het infarct en de conditie van het kind. Het herstel gaat in de eerste maanden na het infarct het snelst, daarna gaat het herstel in een langzamer tempo. Met behulp van therapie en revalidatie zal geprobeerd worden dit herstel zo goed mogelijk te laten verlopen en het kind hier zo goed mogelijk met de beperkingen leren om te gaan.
Restverschijnselen
Het herstel na een herseninfarct is lang niet altijd volledig. De herstelmogelijkheden hangen af van de grootte en de plaats van het herseninfarct. Klachten die twee jaar na het ontstaan van het herseninfarct nog aanwezig zijn, zijn meestal blijvend. Deze restklachten worden Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH) genoemd.
Bij 3 tot 6 van de 10 kinderen is er sprake van een redelijk tot goed herstel waarbij zij weer zelfstandig kunnen functioneren.
Overlijden
Een deel van de kinderen met een ernstig herseninfarct heeft dusdanig grote problemen dat zij komen te overlijden als gevolg van het herseninfarct. Dit is ongeveer bij een op de tien kinderen met een herseninfarct het geval.
Problemen met leren
Een groot deel van de kinderen die een herseninfarct heeft doorgemaakt, houdt als restverschijnsel van het herseninfarct problemen met leren, het geheugen, de aandacht en de concentratie over. Ook komen gedragsproblemen als hyperactiviteit en impulsiviteit vaker voor bij kinderen die een herseninfarct hebben doorgemaakt.
Epilepsie
Een op de twee tot vier kinderen die een herseninfarct hebben doorgemaakt, ontwikkelt op latere leeftijd epilepsie. Er kan jaren zitten tussen het optreden van het herseninfarct en het optreden van de eerste epilepsieaanvallen.
Nieuw infarct
De eerste weken/maanden na het herseninfarct bestaat de kans op het ontstaan van een nieuw herseninfarct. Met behulp van bloedverdunnende medicijnen wordt geprobeerd dit zo veel mogelijk te voorkomen.
De kans op een nieuw herseninfarct hangt af van de onderliggende oorzaak. De kans op een nieuw herseninfarct is het grootst bij kinderen met de sikkelcelziekte, bloedvatwandafwijking moya moya en bij kinderen met stollingsstoornissen. Als er geen onderliggende oorzaak gevonden wordt dan is de kans op een nieuw herseninfarct klein, in de orde van grootte van 2 %. Bij kinderen met sikkelcelziekte is de kans op een nieuw herseninfarct ongeveer 50%. Pasgeborenen met een herseninfarct hebben ook een kleine kans op een nieuw infarct tussen de 3 en 5%.
Hebben broertjes en zusjes ook een vergrote kans om een herseninfarct te krijgen?
Het zal van de oorzaak van het herseninfarct afhangen of broertjes en zusjes een verhoogde kans hebben om ook een herseninfarct te krijgen. Bepaalde oorzaken van een herseninfarct zoals stollingsstoornissen, stofwisselingsziekten en de aanleg voor sikkelcelziekte zijn erfelijk. Bij deze oorzaken hebben broertjes en zusjes dus een verhoogde kans om ook een herseninfarct te krijgen.
Andere oorzaken zoals een infectie zijn niet erfelijk, in dat geval hebben broertjes en zusjes geen verhoogde kans op een herseninfarct.
Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.
Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.
Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.
Links
www.hersenstichting.nl
(stichting die bekendheid geeft aan verschillende hersenaandoeningen)
Referenties
- Wu YW, Croen LA, Shah SJ, Newman TB, Najjar DV. Cerebral palsy in a term population: risk factors and neuroimaging findings. Pediatrics. 2006;118:690-7.
- Miravet E, Danchaivijitr N, Basu H, Saunders DE, Ganesan V. Clinical and radiological features of childhood cerebral infarction following varicella zoster virus infection. Dev Med Child Neurol. 2007;49:417-22
- Rule of 5: angiographic diameters of cervicocerebral arteries in children and compatibility with adult neurointerventional devices. He L, Ladner TR, Pruthi S, Day MA, Desai AA, Jordan LC, Froehler MT. J Neurointerv Surg. 2016;8:1067-71
- Management of Stroke in Neonates and Children: A Scientific Statement From the American Heart Association/American Stroke Association. Ferriero DM, Fullerton HJ, Bernard TJ, Billinghurst L, Daniels SR, DeBaun MR, deVeber G, Ichord RN, Jordan LC, Massicotte P, Meldau J, Roach ES, Smith ER; American Heart Association Stroke Council and Council on Cardiovascular and Stroke Nursing. Stroke. 2019;50:e51-e96
- Current treatment for childhood arterial ischaemic stroke. Sporns PB, Fullerton HJ, Lee S, Kirton A, Wildgruber M. Lancet Child Adolesc Health. 2021;5:825-836
- Clinical Diffusion Mismatch to Select Pediatric Patients for Embolectomy 6 to 24 Hours After Stroke: An Analysis of the Save ChildS Study. Sporns PB, Psychogios MN, Straeter R, Hanning U, Minnerup J, Chapot R, Henkes H, Henkes E, Grams A, Dorn F, Nikoubashman O, Wiesmann M, Bier G, Weber A, Broocks G, Fiehler J, Brehm A, Kaiser D, Yilmaz U, Morotti A, Marik W, Nolz R, Jensen-Kondering U, Braun M, Schob S, Beuing O, Goetz F, Trenkler J, Turowski B, Möhlenbruch M, Wendl C, Schramm P, Musolino PL, Lee S, Schlamann M, Radbruch A, Karch A, Rübsamen N, Wildgruber M, Kemmling A; Save ChildS Investigators. Neurology. 2021;96:e343-e351
Laatst bewerkt op: 10 september 2022 voorheen: 3 april 2022, 3 augustus 2021 voorheen: 9 april 2018 en 8 augustus 2007
Auteur: JH Schieving