Home Onderwijsplein Achtergrondinformatie Perifeer zenuwstelsel

Het perifeer zenuwstelsel wordt verdeeld in 5 verschillende onderdelen: motore voorhoorncel, wortel, zenuw, neuromusculaire overgang en spier.

 

Een motorunit is de kleinste functionele eenheid in het perifeer zenuwstelsel en bestaat uit een motore voorhoorncel en alle bijbehorende spiervezels.

 

Voorhoorncel

De voorhoorncel wordt ook wel motorneuroncel genoemd. Deze ligt in de voorhoorn van het ruggenmerg. Het perifere zenuwstelsel begint dus in het ruggenmerg.


Er bestaan twee typen voorhoorncellen:

  • alfa motorneuron
  • gamma motorneuron

 

Wortel

Het eerste gedeelte van de axonen die in- en uit het ruggenmerg komen wordt de wortel genoemd. Er bestaat een dorsale sensibele wortel en een ventrale motore wortel.

 

De cellichamen van de sensibele, motore en autonome (sympatische) neuronen liggen op verschillende plaatsen. De motore cellichamen liggen in de voorhoorn, de autonome sympatische cellichamen liggen in de zijhoorn en in de grensstreng en de sensibele cellichamen in het dorsale ganglion.

 

De ventrale en de dorsale wortel komen samen, mengen en splitsen dan op de dorsale en ventrale ramus. De dorsale ramus vervoert de informatie van en naar de romp. De ventraleramus vervoert de informatie van en naar de ledematen.

De autonome sympatische informatie volgt zijn eigen weg naar de grensstreng die naast het thoracale ruggenmerg ligt.

 

Zenuw

De perifere zenuw bestaat uit motore, sensibele en autonome axonen. Elk axon wordt omgeven door een endoneurium. Een aantal axonen samen vormen een zenuwfascicle die omgeven wordt door een perineurium. Alle fascicles samen vormen de perifere zenuw die omgeven wordt door het epineurium.

 

Een deel van de zenuwvezels wordt omgeven door een myeline laagje. Hierdoor kunnen de zenuwvezels sneller werken.
De motore axonen zijn allemaal gemyeliniseerd. De sensibele axonen zijn deels gemyeliniseerd en deels ongemyeliniseerd. De axonen van het autonome zenuwstelsel zijn ongemyelinieerd.

 

Dit myeline laagje wordt aangemaakt door de schwannse cel.

 

Neuromusculaire overgang

In de neuromusculaire overgang wordt het signaal van de zenuw doorgegeven aan de spier. Dit gebeurt door middel van de neurotransmitter acetylcholine. Dit acetylcholine komt vrij in de neuromusculaire overgang en bindt dan aan de acetylcholinereceptor in de motore eindplaat van de spier. Wanneer dat gebeurt ontstaat er in de wand van de spiercel (sarcolemma) opnieuw een actiepotentiaal.

 

Spier

In het lichaam hebben we drie soorten spiervezels:

  • dwarsgestreept spierweefsel in de skeletspieren
  • glad spierweefsel in de organen
  • dwarsgestreept hartspierweefsel

 

De dwarsgestreepte spiervezels heten zo omdat ze een wanneer ze onder de microscoop bekeken worden een dwarse streping hebben. Een spiervezel wordt ook wel een myofibril genoemd.
Deze streping ontstaat door de opbouw van verschillende eiwitten in een spiervezel.

 

De twee belangrijkste spiereiwitten die er voor zorgen dat de spieren kracht kunnen leveren zijn actine en myosine.

 

Actine en myosine kunnen verbinding met elkaar maken. Op het myosine eiwit zitten kopjes en aan het actine zitten troponine uitstulpsels die samen een verbinding met elkaar kunnen maken.

 

Deze verbinding komt tot stand wanneer er calcium vrij komt in de myofibril. Dit calcium komt vrij wanneer de acetylcholine receptoren in de motore eindplaat op de spier geactiveerd worden door acetylcholine uit de zenuw.
Door het calcium maken actine en myosine contact met elkaar en bewegen beide naar elkaar toe. De beweging die myosine maakt is te vergelijken met de beweging van roeiers in een roeiboot. De spiervezel wordt nu korter, hierdoor komt een gewricht in beweging.

 

Uiteindelijke verdwijnt het calcium weer en raakt de verbinding tussen actine en myosine verbroken en komt de spier weer op lengte.

Het calcium wat nodig is voor het samentrekken van de spier komt vrij uit het sarcoplasmatisch reticulum in de spier.
Wanneer acetylcholine de motore eindplaat in de spier activieert ontstaat er een actiepotentiaal. Deze actiepotentiaal komt de myofibril binnen op de plaats van de zogenaamde T-tubuli. Activering van de T-tubuli zorgt voor het vrijgeven van calcium waardoor de spiercontractie tot stand kan komen.

 

Er bestaan verschillende types dwarsgestreept spierweefsel.

 

Spierspoeltjes

In de spier bevinden zich spierspoeltjes. Dit zijn orgaantjes die de mate van rek in de spier meten.
De sensorische functie van het spierspoeltje ligt in het midden van het spierspoeltje.
Alleen de buitenkant van het spierspoeltje kan aanspannen wanneer de gammamotorneuronen dit spierspoeltje aansturen, het midden gedeelte van het spierspoeltje kan niet aanspannen.

 

Wanneer het spierspoeltje uitgerekt wordt, dan geven de type 1a sensibele vezels een signaal af richting het ruggenmerg. In het ruggenmerg is een directe verbinding tussen de type 1a sensibele vezels en de alfa-motorneuronen. Dit wordt een reflexboog genoemd. De alfamotorneuronen worden geactiveerd waardoor de spier weer verkort en terugkeert naar de normale lengte.
Deze situatie treedt op wanneer er een reflex geslagen wordt.

 

Wanneer de skeletspieren in plaats van te verlengen, gaan verkorten zou het spierspoeltje slap komen te hangen en zijn sensorische functie niet meer goed uit kunnen voeren.
Om dit te voorkomen worden de gamma motorneuronen ook altijd aangestuurd wanneer de alfamotornneuronen aangestuurd worden. Deze gelijktijdige aansturing van de alfa en gamma motorneuronen wordt alfa-gamma coactivatie genoemd.
De aansturing van de gamma motorneuronen zorgt er voor dat het spierspoeltje zelf ook korter wordt en op spanning blijft en zodoende nog steeds in staat is om veranderingen in spierlengte waar te nemen en hierop te reageren.

 

Golgi peeslichaampjes

In de pees van de spier zit ook een receptor het Golgi peeslichaampje. Deze sensor registreert de spierspanning.

Wanneer de spierspanning te hoog wordt, gaat er een signaal via de type Ib sensibele vezels naar het ruggenmerg. Via een interneuron maken deze sensibele vezels contact met de alfa motorneuronen en remmen deze. Tegelijker tijd worden de alfa motorneuronen van de antagonist van de spier die een te hoge spierspanning krijgt geactiveerd waardoor de antagonisten aanspannen.

 

Op deze manier wordt gezorgd voor stabiliteit in een gewricht en wordt een trillen in het gewricht voorkomen.

 

Waar in het perifere zenuwstelsel zit het probleem?

Uitval van elk deel van het perifere zenuwstelsel kan zorgen voor klachten. Het is dan belangrijk om na te gaan in welk deel van het perifere zenuwstelsel het probleem zit.

Een eerste stap om onderscheid te maken is om na te gaan of er alleen motore problemen zijn of dat er sprake is van sensore symptomen of sensore en motore problemen. Indien er sensibele symptomen zijn dan moet er sprake zijn van betrokkenheid van de wortel of de zenuw. Aandoeningen van de motore voorhoorncel, de neuromusculaire overgang of de spier geven alleen motore symptomen.

 

Puur motoor probleem

Wanneer er alleen sprake is van motore symptomen dan moet dus nog onderscheid gemaakt worden tussen de motore voorhoorncel, de neuromusculaire overgang en de spier.

Aandoeningen van de motore voorhoorncel zijn te herkennen aan fasciculaties.

 

Aandoeningen van de neuromusculaire overgang zijn te herkennen aan het feit dat er snel toenemende spierzwakte is wanneer een bepaalde beweging een aantal maal herhaald wordt.

Vaak (maar niet altijd) beginnen aandoeningen van de neuromusculaire overgang met zwakte van de spieren van het gezicht. Ook de proximale spieren kunnen aangedaan raken.

 

De meeste spieraandoeningen geven zwakte van de zogenaamde proximale spieren: de spieren van de schouder- en de bekkengordel. Maar er bestaan ook spierziektes waarbij met name de distale spieren (van de voet en de hand) zijn aangedaan.

 

Sensoor en motoor probleem

Wanneer er sensibele symptomen zijn, dan moet er sprake zijn van een aandoening van de wortel of van de zenuw. Vaak geven beide met name distale klachten, dus klachten van de onderarmen/handen en onderbenen/voeten.

Wortel aandoeningen geven in de regel veel pijnklachten, dit kan helpen bij het maken van het onderscheid.

 

Er bestaan verschillende vormen van een neuropathie.

 

Mononeuropathie is een aandoening van een zenuw. Vaak komt dit door lokale druk op de zenuw. Een vijftal zenuwen in het lichaam is het meest kwestbaar voor het ontstaan van een neuropathie.

 

Een andere veel voorkomende aandoening is een polyneuropathie.

 

Bij mononeuritis multiplex zijn ook meerdere zenuwen aangedaan, maar dit is niet symmetrisch.

 

Laatst bijgewerkt: 9 april 2016

Auteur: JH Schieving